Gaat het goed fout met de vakbond?
Gaat het goed fout met de vakbond? Die vrees bevangt een toenemend aantal vakbondsleden. Zij zijn bang dat de brede vakbeweging van weleer zich gaandeweg verengt tot pure belangenbehartiger van de aangeslotenen zonder veel oog voor de noden van de samenleving als zodanig. Terechte vrees - gezien de ontwikkelingen elders.
Vakbond en algemeen belang zijn van oudsher met elkaar verbonden, net als vakbond en politiek. Nederlandse vakbonden rekenen sinds hun oprichting méér tot hun taak dan alleen opkomen voor hogere lonen en betere arbeidsomstandigheden - hoewel dat wel hun éérste taken zijn. Maar de Nederlandse bonden stonden in het verre en meer recente verleden ook op de bres voor zaken als zeggenschap, algemeen kiesrecht, sociale infrastructuur en woningbouw, een schoner milieu en behoud van de vrede. Met name eind jaren zeventig, begin jaren tachtig kenmerkte de vakbond in Nederland zich door haar brede betrokkenheid.
Er was ook sprake van aanvankelijk rechtstreekse, later minder rechtstreekse bloedverwantschap tussen vakbeweging en politiek. Voor de oorlog was iemand lid van de "Rooie Familie", van vakbond, VARA, SDAP of overige familie-onderdelen. Na de oorlog verslapte die rechtstreekse relatie. De afgelopen twintig jaar voelde de vakbond zich desalniettemin nog steeds het meest verwant aan de sociaal-democratie, meer expliciet de Partij van de Arbeid en deels de sociale vleugel van het CDA. Nu nog zien we voormalige vakbondsleiders uit die tijd (Kok, Adelmund, Vreeman) een vooraanstaande rol spelen in de PvdA.
Aanhangers van partijen van links voelden zich op hun beurt verbonden aan de vakbeweging. Links stond op de bres voor behoud van de rechten, invloed en macht van de vakbeweging. Ook al werd het niet hardop meer gezegd: de vakbond was in wezen links, progressief. Een rechtse, liberale vakbond was in Nederland niet goed voorstelbaar, hoewel in de loop der jaren de vakbeweging veel van haar oorspronkelijke strijdbaarheid had omgeruild voor overleg en consensus. De basis van de bonden bleef echter in grote lijnen breed en vooruitstrevend.
De laatste tijd is er nationaal maar ook internationaal een trend zichtbaar in de bonden (met name op top-niveau) om afscheid te nemen van die brede en progressief-gerichte basis. Het ondenkbare wordt ook in Nederland denkbaar: een neo-liberale vakbond, gekenmerkt door een strikt gericht zijn op het eigen belang van de aangesloten leden en een aanvaarding van de markt-economie als onwrikbaar gegeven - zelfs uitgangspunt. Voorlopig wordt er in ons land alleen nog maar over gepraat - heel veel gepraat waarschijnlijk vanaf 1 januari a.s. als in de FNV-gelederen de officiële discussie start over de koers die de bond in de komende tijd moet varen. Er wordt gesproken over de "grondslag" van de vakbeweging, aan de hand van voorstellen van de FNV-leiding.
Die voorstellen zelf tenderen in de richting van een "enge" bond, in de letterlijke zin en voor veel gewone bondsleden ook in figuurlijke zin. Want zij vrezen dat sommige vakbondsbonzen aankoersen op "Amerikaanse toestanden" in de vakbeweging. In de Verenigde Staten hebben de vakbonden al lang geleden hun "ideologische" uitgangspunten verlaten (maar ooit waren het juwelen van strijdlust en maatschappelijke betrokkenheid!). Amerikaanse vakbonden zijn "enge" bonden, louter gericht op directe belangenbehartiging. Op dat terrein kan de Amerikaanse vakbeweging als ze dat wil een sterke vuist maken. Af en toe horen we van maanden durende stakingen waarin het steenhard tegen steenhard gaat. Een dergelijke hardheid valt echter absoluut niet waar te nemen als het gaat om de bredere strijd tegen maatschappelijk onrecht en voor sociale progressie. Dat geeft de Amerikaanse vakbeweging door de bank genomen niet thuis - en komt daar ook openlijk voor uit. Zo'n bond is voor een bepaald soort leden zeker aantrekkelijk. Je betaalt je contributie en je krijgt er wat voor terug - wat anderen, die niet zijn aangesloten, moeten missen. Zo kent Amerika een aantal sociale regelingen die gekoppeld zijn aan het hebben van werk en het lid zijn van een vakbond. Wie geen werk heeft en geen bondslid is, moet zijn of haar weg maar zien te vinden in de sociale jungle die er dan overblijft. We weten dat tientallen miljoenen mensen dat niet of nauwelijks meer lukt in het rijkste land van de wereld. Daardoor kent Amerika binnen eigen grenzen Derde Wereld-toestanden. De vakbeweging voelt zich niet geroepen daartegen de strijd aan te binden - hoewel een niet onaanzienlijk aantal bondsleden meer en meer tot de conclusie komt dat dat wél zou moeten gebeuren.
In ons land hebben we nog steeds een weliswaar niet van strijdlust bruisende maar principieel nog steeds brede en progressieve vakbeweging. Die beweging heeft het niet makkelijk nu de natuurlijke bondgenoot van de afgelopen twintig jaar overgelopen is naar het liberalisme, een ontwikkeling die gepersonifieerd wordt door Wim Kok die van leider van de linkse, socialistische vakbond NVV uiteindelijk leider werd van een door het neoliberalisme gedomineerde Paarse regering. De partij die zich jarenlang verbonden voelde aan de vakbond heeft sinds haar toetreding tot de regering in 1989 en zeker na haar verbond met de VVD maatregel na maatregel genomen die rechtstreeks ingaat tegen hetgeen waar de vakbeweging voor stond en staat. Als het gaat om grote politieke bondgenoten, kunnen we de vakbeweging verlaten door haar oorspronkelijke verwanten noemen. Wat resteert is verwantschap met kleinere politieke partijen, zoals GroenLinks en de SP. Logisch dat zoiets leidt tot de vraag: hoe moet het verder met ons als vakbeweging?
Maar hoe aanlokkelijk het voor sommigen ook mag lijken om de PvdA maar verder te volgen en daarom ook de bond te schoeien op neoliberale uitgangspunten - een oplossing is het niet. Want een vakbeweging die dat doet verliest haar binding met haar brede basis - binnen en buiten haar eigen organisatie. En wie door de tijden heen kijkt ziet toch dat dáár steeds ook de echte macht van de vakbeweging gelegen heeft. Het raderwerk van de samenleving staat stil als de basis van de bond dat wil - en de bondsleiding die wil respecteert.Juist in de huidige tijd van sociale en economische verharding, van groeiende tegenstellingen en groter wordende maatschappelijke tweedeling moet de vakbeweging zich juist haar oorspronkelijke uitgangspunten en daaraan gekoppelde opvattingen over haar takenpakket herinneren en ernaar gaan handelen. Het neoliberalisme is weliswaar nu in de mode, maar dat gaat over. Het belang van een brede vakbeweging die, met de positie van de werkende klasse als uitgangspunt, zich oprechte zorgen maakt over de samenleving als zodanig en zonodig haar invloed en macht aanwendt om die samenleving de goede kant op te sturen, is niet modieus van aard maar tijdloos. Zo'n vakbeweging, met oog voor hele samenleving, maar ook rekenen op steun vanuit de hele samenleving en met name die mensen, organisaties en partijen die van mening zijn dat een samenleving gebaseerd op solidariteit verre te prefereren is boven een jungle waarin iedereen alleen maar aan zichzelf en het enge eigen belang denkt.