Futselaar: Teleurstellend chroom-6-rapport en verbijsterend antwoord van kabinet
SP-Kamerlid Frank Futselaar is teleurgesteld over het rapport ‘Begrensde Ruimhartigheid’ over de schadeafhandeling door het ministerie van Defensie van personeel dat ziek is geworden door het werken met gevaarlijke stoffen. De Tweede Kamer debatteerde deze week over het rapport van de commissie en de officiële reactie van staatssecretaris Van der Maat. Futselaar: ’Het rapport Begrensde Ruimhartigheid heeft me teleurgesteld, de reactie van Van der Maat heeft me verbijsterd.’
Het debat over het Begrensde Ruimhartigheid was het nieuwste hoofdstuk in dit drama van het door gevaarlijke stoffen ziek geworden Defensiepersoneel. Onderwerp nu was dat de commissie Heerma van Voss de gekozen werkwijze van de regering goedkeurde. De commissie vindt de schaderegeling voldoende ruimhartig.
Centraal punt in die regeling is het ‘aantoonbaarheidsbeginsel’. Als de werknemer met wetenschappelijk onderzoek in de hand kan aantonen dat zijn nare ziekte door het werken met chroom-6 komt, dan komt hij in aanmerking voor een schadevergoeding van de regering. Als een ziekte niet is aangetoond, maar wel aannemelijk lijkt als gevolg van het werken met gevaarlijke stoffen dan komt de werknemer niet in aanmerking voor een schadevergoeding. Het zou ook door iets anders kunnen zijn veroorzaakt. Het moet 100% zijn aangetoond. Wetenschappelijk onderzoek heeft inmiddels vastgesteld dat zestien kwalen het gevolg zijn van werken met chroom-6 en een tweede stof, CARC.
De schadevergoedingsregeling is ingewikkeld omdat door een zieke werknemers ook aangetoond moet worden dat een werknemer ‘direct betrokken’ was. De commissie Heerma van Voss vindt de grenzen aan de schadevergoeding goed, maar doet aanbevelingen voor een versoepeling van de uitvoering van de regels om een schadevergoeding te kunnen krijgen. Veel verzoeken zijn afgewezen omdat de regels streng worden toegepast. Futselaar dringt aan op nog een veel soepeler aanpak door de regering.
Chroom-6 is een van de vele stoffen waar personeel van Defensie mee moest werken en soms nog mee werkt. De verf wordt gebruikt voor tanks, gevechtsvoertuigen en vliegtuigen omdat het uitstekend geschikt is tegen roest. Al sinds de jaren ‘70 weet Defensie van de schadelijkheid van gevaarlijke stoffen als chroom-6. De eerste erkenning van schade bij een personeelslid dateert uit 1998. Toen meldde de staatssecretaris dat onderhoudswerk op alle vliegbases in Nederland werd stilgelegd vanwege hoge concentraties vrijgekomen schadelijke stofdeeltjes die het personeel zou kunnen inademen.
Toch zou het tot 2014 duren voordat de regering onderzoek wilde doen naar de omvang van de schade als gevolg van het werken met gevaarlijke stoffen bij Defensie. De aanleiding was de situatie op POMS-sites. Dat waren depots waar Amerikaans oorlogsmaterieel werd opgeslagen en onderhouden voor het geval van oorlog. Het materieel werd ook daadwerkelijk gebruikt door de Amerikaanse krijgsmacht in de oorlog in Irak. Bij terugkomst moest het materieel weer in orde worden gemaakt.
Inmiddels is het depot in Vriezenveen weer geopend omdat Defensiematerieel voor de oorlog in Oekraïne moet worden gereedgemaakt. Staatssecretaris Van der Maat antwoordde dat het werk in het depot ‘op papier’ goed geregeld is, maar dat controles zullen moeten uitwijzen of dat echt het geval is.
Futselaar constateerde dat de zaak van de aansprakelijkheid van chroom-6-slachtoffers lijkt op die van de bevolking van Groningen dat schade heeft als gevolg van de gaswinning en ook op het toeslagenschandaal van de belastingdienst. Altijd ligt de bewijslast bij de slachtoffers. De SP heeft de afgelopen tien jaar erg veel aandacht aan de werkomstandigheden van Defensie besteed. De SP heeft er twee boeken over gepubliceerd, een hoorzitting gehouden in de Kamer en diverse actiebijeenkomsten met POMS-personeel gehouden.
Futselaar: ‘We zullen blijven opkomen voor het personeel. De onderste steen over de gevolgen voor de gezondheid van het werken met alle gevaarlijke stoffen is nog niet boven. Daar zullen we aan blijven werken en over verbetering van de aanbevelingen van de commissie Heerma van Voss zullen we binnenkort nieuwe moties indienen.’