Vijf vragen aan Harry van Bommel over de militaire interventie in Irak en Syrië
Iedereen staat te trappelen om IS te bombarderen. Waarom de SP niet?
Met luchtaanvallen kun je geen terrorisme bestrijden. De strijders van IS mengen zich gewoon onder de bevolking en die zal dan ook het slachtoffer worden van de militaire campagne die nu onder leiding van de VS is begonnen en naar eigen zeggen vele jaren zal gaan duren. Daarnaast zal de soennietische bevolking door de luchtaanvallen nog meer in de armen van IS worden gedreven. De soennieten zijn immers lang door de regering in Bagdad genegeerd en uitgesloten van de welvaart. De regering in Bagdad zou moeten worden gedwongen om samen te werken met soennieten maar ook met de Koerden. Dat politieke proces krijgt door de luchtaanvallen geen kans meer. In feite wordt er een militair antwoord gegeven op een politiek probleem. Dat werkt dus niet.
Maar je kunt je ogen toch niet afwenden van wat er in Irak en Syrië gebeurt?
Nee, zeker niet en dat doen wij ook niet. De daden van IS zijn te gruwelijk voor woorden. Daar moet tegen opgetreden worden. Dit is in eerste instantie een verantwoordelijkheid van de strijdkrachten in de regio, onder meer van Irak en de Koerdische Peshmerga. Daar waar genocide dreigt, kan internationale ingrijpen wel verdedigbaar zijn. Daarom hebben we steun uit gesproken voor de militaire inzet die het de duizenden Yezidi’s mogelijk maakte het Sinjar-gebergte te ontvluchten en hetzelfde gold voor de Turkmenen bij Amerli. De eerste prioriteit moet nu zijn om meer humanitaire hulp te bieden aan de enorme stroom vluchtelingen die in de regio worden opgevangen. De VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR schreeuwt om meer steun. Laten we daar een bijdrage aan leveren in plaats van F-16’s te sturen. Daar zijn meer mensen mee geholpen.
Waarom zal IS door Nederland wel met F-16’s bestreden worden, maar niet in Syrië?
Anders dan in Irak is er geen volkenrechtelijk mandaat voor militair optreden in Syrië. Daarom wordt het optreden vooralsnog tot één land beperkt. De VS bombarderen wel in Syrië. Dat land neemt het niet zo nauw met het internationaal recht, zoals de eerdere oorlog tegen Irak (2003) ook al aantoonde. De Nederlandse regering heeft ‘begrip’ voor de Amerikaanse aanvallen in Syrië en geeft daarmee politieke steun aan illegale militaire actie. Daarnaast zijn die luchtaanvallen ook directe steun aan de dictator Assad die verantwoordelijk wordt gehouden voor 200.000 doden in Syrië de afgelopen jaren. Overigens geldt in Syrië hetzelfde als in Irak: met luchtaanvallen kun je terrorisme niet effectief bestrijden. Het zal de haat tegen het westen alleen maar voeden en het is dan ook niet raar dat de Nederlandse inlichtingendienst waarschuwt voor aanslagen in Nederland.
Hoe moeten we het dreigende gevaar van IS dan aanpakken?
De kern van het huidige conflict in Irak is politiek. Volgens mij moet de nieuwe regering in Irak ernst maken met een hervormingsplan dat ertoe leidt dat de soennitische gemeenschap, waarbinnen IS steun vindt, zich weer vertegenwoordigd voelt. Hier is vooralsnog geen enkel zicht op. In Syrië is van het grootste belang dat er allereerst een staakt-het-vuren overeengekomen wordt, in ieder geval tussen het Assad-regime en meer gematigde strijdgroepen. Dat is nodig om stappen te kunnen zetten in de richting van een politieke oplossing voor deze gruwelijke burgeroorlog. Wapenleveranties naar deze landen, aan welke groep dan ook, is olie op het vuur gooien. Ook moet de steun voor groepen als IS worden afgesneden. Concreet betekent dit dat er meer druk moet komen op onder meer Golflanden als Saudi-Arabië, dat financieel en ideologisch dergelijke groepen steunt. Verder moet Turkije de grens sluiten voor strijders die naar het gebied trekken. Wat het gevaar voor Nederland betreft, is het belangrijk dat er meer geld naar de inlichtingendienst gaat, want geradicaliseerde jongeren moeten goed in de gaten gehouden kunnen worden. Dat is een erg arbeidsintensieve klus.
Welke lessen kunnen we leren uit eerdere westerse militaire interventies?
De belangrijkste les die getrokken kan worden, is dat westerse militaire interventies zelden tot positieve resultaten en vaak tot een toename van geweld leiden. Afghanistan, Irak en Libië tonen dat aan. Het geweld in deze landen is van een ongekend hoog niveau. Ook is de terreurdreiging dertien jaar na de aanslagen van 11 september 2001 niet afgenomen, maar juist enorm toegenomen. Nog nooit zijn er zoveel Al-Qaida achtige groepen geweest als nu. Kortom, met het militaire instrument moet heel voorzichtig worden omgesprongen, want het werkt vaak contraproductief. Dat kan niet genoeg benadrukt worden. Verder geldt dat het leveren van wapens aan groepen die vandaag aan onze zijde lijken te staan een hachelijke onderneming is. Vandaag zijn ze onze vrienden maar morgen kijken we in de loop van ons eigen geweer.
Lees hier het opiniestuk dat Harry van Bommel hier onlangs over schreef: Militaire actie VS lost niets op.