Corine de Ruiter: 'Verantwoordelijkheid nemen, verantwoording afleggen, dat maakt ons tot mensen’
De roep om strenger straffen klinkt nog steeds, hoewel wetenschappelijk onderzoek aantoont dat het niet effectief is. Hoogleraar Corine de Ruiter heeft de moed luid en duidelijk te zeggen wat anderen ook weten, maar slechts achter een hand durven te fluisteren.
Tekst Jan Marijnissen Foto's Suzanne van de Kerk
Waarom zijn die campussen van onze hogescholen en universiteiten toch vaak van die kille, kale plekken? Op zoek naar mijn gesprekspartner zag ik ergens The Maastricht Forensic Institute staan. Daar moet het zijn, dacht ik. Ik werd ontvangen door een beeldscherm, een touchscreen. Ik tikte, tikte nog eens, geen reactie. Ik besloot zelf maar het gebouw te gaan verkennen. Op de tweede verdieping bood iemand aan me te wijzen waar ik moest zijn. Het was honderd meter verderop. Even later word ik door Corine de Ruiter opgehaald in de hal van het universiteitsgebouw. Ze neemt me mee naar haar kamer. Ook daar weer die verbazing: wat is ze klein gehuisvest. Een kille campus, een klein kamertje voor de hoogleraar, maar een warm en diepgaand gesprek.
Wat is forensische psychologie? ‘Letterlijk komt het van Forum. Op het Forum Romanum in Rome werd vroeger onder andere recht gesproken. Het is de psychologie die zich bezighoudt met alles wat met recht te maken heeft. Ik houd me vooral bezig met de oorzaken van crimineel gedrag en, heel specifiek, met mensen die een psychische afwijking hebben en crimineel gedrag vertonen. En dan vooral de ernstiger zaken, vaak met geweld.’
Praten we dan niet per definitie over psychiatrie? ‘Nee, het kan ook iemand met een persoonlijkheidsstoornis zijn, of iemand met pedofiele neigingen. Bij psychiatrie denk je toch meer aan mensen die bijvoorbeeld schizofreen zijn.’
We gaan meteen op het doel af. Je bent geen voorstander van strenger straffen. ‘Nee, nee.’
Dat wordt niet door iedereen begrepen. ‘Klopt.’
Wat motiveert je om daar zo tegen ten strijde te trekken? ‘Ik ben een onderzoeker en een wetenschapper. Ik laat me leiden door de inzichten die de wetenschap mij verschaft, en vooral op de vraag: wat werkt en wat werkt niet in de strijd tegen de criminaliteit? En wat blijkt? Streng straffen is bewezen niet effectief. Opsluiten van mensen leidt op de korte termijn tot minder criminaliteit. Je zag dat bijvoorbeeld in New York bij de start van de zero-tolerance-aanpak. Maar al die mensen die werden opgepakt, kwamen natuurlijk ook weer een keer terug in de maatschappij. En omdat ze in de gevangenis niet beter werden – eerder slechter, want in de gevangenis leren ze bij over criminaliteit – blijven de problemen bestaan. Tijdens de detentie wordt er niets gedaan aan de oorzaken van dat criminele gedrag. En hier komt voor mij een humaan aspect om de hoek kijken. Tachtig procent van de mensen in onze gevangenissen heeft een psychische aandoening. Je moet dan denken aan een verslavingsprobleem, een psychose, een depressie, noem maar op. Veel van die mensen zitten vaak zó in de problemen dat ze niet eens in staat zijn om hulp te zoeken. Op een gegeven moment plegen ze een delict en dan komen ze in het circuit terecht. Veel van die mensen heb ik bezocht in de gevangenissen. Als je je dan verdiept in hun leven, dan zie je vooral hoeveel ze geleden hebben. Dat verblijf in de gevangenis doet daar nog een schepje bovenop. Detentie alleen is geen fundamentele oplossing voor het probleem van de criminaliteit.’
Is één van de bases onder het strafrecht niet de vergelding? ‘Als gedragswetenschapper, als niet-juriste dus, zet ik vraagtekens bij overwaardering van het begrip vergelding in onze maatschappij. Daar lijden we uiteindelijk allemaal onder, dader én slachtoffer en/of nabestaanden. Want het strafrecht heeft de pretentie dat het ook een oplossing biedt voor het slachtoffer. Maar in mijn optiek – en ik heb daarbij wederom de wetenschap aan mijn kant – levert het strafrecht die oplossing niet. Het is een schijnvertoning, omdat vaak gedacht wordt dat slachtoffers en/of nabestaanden verder kunnen met hun leven als ze maar weten dat de dader achter slot en grendel zit. Maar de praktijk laat juist vaak zien dat mensen níet verder kunnen met hun leven. Immers, de straf is nooit hoog genoeg, en bovendien neemt de straf voor de dader niet hun eigen pijn weg.’
Maar zijn er andere vormen van genoegdoening? ‘De genoegdoening nu is dat de crimineel bijvoorbeeld acht jaar moet zitten. Ik denk nog steeds dat een verblijf in een gesloten setting nodig is, maar dan moet die tijd gebruikt worden om die persoon klaar te stomen voor de maatschappij. Daarnaast moet je kijken naar de schade die iemand heeft aangericht, en moet je je afvragen hoe die persoon die schade kan herstellen. Natuurlijk kun je een dode niet meer tot leven wekken, maar je kunt bijvoorbeeld wel ervoor zorgen dat mensen elkaar ontmoeten. Zo heb ik meegemaakt dat iemand, verslaafd aan de speed, tijdens een psychose iemand anders had omgebracht. De dader had vreselijke spijt en een groot schuldgevoel. Hij kreeg achttien jaar gevangenisstraf. De man zei: “Het liefste wil ik een website opzetten waarop ik mijn verhaal kan vertellen; en ik wil voorlichting geven op scholen om de gevaren van dit soort middelen onder de aandacht te brengen.” De man zat vol ideeën over wat hij terug kon doen voor de maatschappij. En als het gaat om de slachtoffers, dan weten we wat écht helpt: mediation, in een bepaald stadium van het strafproces. Slachtoffers hebben nu spreekrecht, en dat is een goede zaak. Maar het is niet genoeg, want er vindt geen gesprek plaats, het blijft bij een slachtofferverklaring. En voor beide partijen geldt: om verder te kunnen is communicatie nodig. Kijk naar wat Desmond Tutu in Zuid-Afrika gedaan heeft met zijn Waarheidscommissie. Vergelding vind ik een heel oud idee dat echt niet klopt met de psychologische inzichten van vandaag.’
Maar veronderstelt jouw idee niet een heel andere maatschappij? Hoe wil je de publieke moraal handhaven? ‘Maar je kunt dan toch nog steeds grenzen stellen en mensen berechten.’
De straffen niet omhoog, maar het opsporingspercentage wel, lijkt me. ‘Dat is inderdaad nog steeds dramatisch laag, minder dan twintig procent. Net als de pakkans is dat erg bepalend voor de dader in spe die afweegt of hij het risico zal nemen of niet.’
Hoe hoog ligt het gemiddelde recidivecijfer nu? ‘Zeventig tot tachtig procent: een cijfer dat bewijst dat deze aanpak niet werkt.’
Hoe zou je dat cijfer omlaag kunnen brengen? ‘Door behandeling. In Canada moeten alle mensen die langer dan een half jaar moeten zitten een programma uitvoeren, met het doel ze beter te maken dan toen ze binnenkwamen. Om te beginnen worden de criminogene factoren opgespoord: waarom is deze persoon ontspoord? Afhankelijk van de uitkomst wordt de individuele behandeling vastgesteld.’
Hier doen we dat allemaal niet? ‘Nee, niet zo intensief en ook niet zo systematisch.’
Hoe motiveer je een crimineel het goede pad op te gaan? ‘Daar heb je nou psychologen voor: die mensen zijn daarin geschoold.’
Geef me eens een inkijkje. Hoe pak je zo’n gesprek met een crimineel aan? ‘Oké, een voorbeeld. We hebben te maken met een antisociale jongen, die nog nooit gewerkt heeft. Hij is nu achter in de twintig en hij zit regelmatig vast. Misschien is hij ook nog wel verslaafd. Je vraagt: - “Ken jij nog vrienden uit je tijd op de basisschool?” - “Ja, een paar.” - “Hoe gaat het daar mee?” - “Die ene is goed terechtgekomen; heeft een vrouw en kinderen, een mooie auto en een redelijke baan. Straks gaat ie zijn eerste huis kopen.” - “Wat vind jij daarvan? Hoe is dat voor jou?” Als je zo met mensen praat en vooral goed luistert, zal je altijd zien dat er onder die harde buitenkant een zachte binnenkant zit. Alle mensen hebben een levensverhaal, een wordingsgeschiedenis. Daarbij aansluiten kan veel in beweging brengen.’
Kan het DNA ook een criminogene factor zijn? ‘Sommige mensen zijn van nature impulsiever dan andere mensen. De ander heeft weer een overmatige honger naar prikkels. Mensen met een diagnose ADHD lopen meer kans verslaafd te worden en daardoor misschien met verkeerde vrienden in aanraking komen. Het is altijd en-en, én de genen én de omstandigheden. Er zijn mensen met prima genen die zulke verschrikkelijke dingen hebben meegemaakt, die zulke trauma’s hebben opgelopen, dat ze helemaal ‘koud’ zijn geworden en zich hebben afgesloten van de wereld. En als er dan nooit iemand eens vraagt: “Goh, hoe gaat het met jou?”’
Wanneer wordt TBS opgelegd? ‘Het kan alleen bij delicten waar straffen van vier jaar of meer op staan, ernstige delicten dus. Meestal geweld of zeden. Daarnaast moet er een advies liggen van een psychiater en een psycholoog dat zegt dat de persoon behandeling nodig heeft voordat hij velig terug kan naar de samenleving. De resultaten van de behandeling worden in een TBS-kliniek elk half jaar geëvalueerd. Om de twee jaar, en soms om het jaar, beoordeelt de rechter of er verlengd wordt of niet.’
Maar als ik TBS opgelegd heb gekregen, dan zorg ik toch dat ik er na vier jaar uit kan? ‘Ja, dat denkt iedereen, maar de gemiddelde behandelduur is inmiddels opgelopen naar negen jaar. De kliniek adviseert de rechter over een eventuele verlenging. Zelfs als jij je voorbeeldig hebt gedragen en er geen incidenten zijn geweest kan de inrichting nog gronden denken te hebben om jou langer vast te houden.’
Hoe zou je ons rechtssysteem kwalificeren? ‘Heel traditioneel. Wij staan in de continentale traditie en hebben dus een inquisitoir systeem. Dat wil zeggen dat de rechter een heel voorname, doorslaggevende rol speelt in het strafproces. Zo worden er – als je het vergelijkt met bijvoorbeeld het Amerikaanse systeem – relatief weinig deskundigen en weinig getuigen gehoord in een strafrechtszaak. Ons systeem leunt sterk op de onafhankelijkheid van de rechter. Daar schuilt een gevaar in. Zo ken ik rechters die weigeren een gevangenis te bezoeken, omdat ze bang zijn beïnvloed te worden door wat ze daar te zien en te horen krijgen. Ik vind dat dat niet kan. Die blinddoek van Vrouwe Justitia moet er zijn ten aanzien van de persoon maar niet ten aanzien van het hele strafrechtssysteem.’
Neemt het huiselijk geweld af of toe? ‘Dat weten we niet. We weten alleen dat er nu meer aandacht voor is dan vroeger. We weten wel dat heel veel problemen worden veroorzaakt door stress. En we weten ook dat ons tijdsgewricht – en dan doel ik niet specifiek op de crisis, die doet er alleen een schepje bovenop – veel stress kent. Nederland kent een high stress society: het is vol, het is druk, er zijn veel prikkels. Als je het niet kunt bijbenen, dan heb je het moeilijk. Het draagt er allemaal aan bij dat mensen zichzelf soms niet in de hand kunnen houden.’
Vind je dat alles achter de voordeur behoort tot het privédomein? Waar begint de verantwoordelijkheid van de samenleving en van de overheid? ‘Ik vind – ook als de ouders het niet aankunnen en hun kinderen slaan – dat we te allen tijde naast de ouders moeten blijven staan. Te vaak worden kinderen zomaar uit huis weggehaald, en dan ook nog plotseling in plaats van in overleg. Ook is het raar dat de rechter de kinderen onder toezicht stelt en niet de ouders. Zou je het laatste doen dan kun je met die ouders aan de slag en samen kijken hoe je de omgang kunt verbeteren, hoe je hen in hun ouderrol kunt versterken. Belangrijk daarbij is: respect en altijd goed blijven luisteren. Uiteindelijk kun je iedereen mee krijgen. Die ouders zijn zelf ook niet blij dat ze dit hun kind aandoen, iedere ouder wil goed voor zijn of haar kind zorgen.’
Hoe goed of slecht is de jeugdzorg in ons land georganiseerd? ‘Abominabel.’
Hoe heeft het zover kunnen komen? ‘Het is zoals het is doordat het zo gegroeid is. Ik ben geen historica, maar ik weet wel dat als er hier iets niet goed functioneert dan komt er altijd een nieuw instituut bij en gaat er nooit wat weg. We hebben een fantastisch systeem voor de jeugdgezondheidszorg, en het heeft ook nog eens een bereik van bijna honderd procent van de kinderen. Maar wat we slecht hebben georganiseerd is de zorg voor kinderen, voor gezinnen die het moeilijk hebben. Die zorg is enorm versnipperd. Die hele organisatie zou helemaal opnieuw en volgens de laatste stand van de wetenschap moeten worden opgebouwd. Er kan met minder geld een betere kwaliteit geleverd worden. De professionele verantwoordelijkheid hoort bij één organisatie te liggen. Nu wordt veel te vaak de hete aardappel doorgeschoven. Ik krijg nu al jarenlang wekelijks twee à drie mails van ouders die ten einde raad zijn omdat hun kinderen zijn afgepakt en ergens zijn ondergebracht op een plek waar het niet veilig is. Na de katholieke kerk wordt nu het misbruik in jeugdinstellingen onderzocht. Dat is heel ernstig. En het trieste is dat de kennis en de middelen er zijn er om het goed te doen. Maar de directeuren van al die verschillende jeugdzorgorganisaties hebben zo hun eigen agenda.’
Maar hoe valt het te verklaren dat de mensen die er middenin zitten en waarschijnlijk met de beste bedoelingen werken het toch allemaal hebben laten gebeuren? ‘Te vaak gaan de protocollen voor op de belangen van het kind. Het lijkt erop dat sommige gezinsvoogden niet van “hun” kinderen houden. Soms, bijvoorbeeld bij de gezinsvoogdij en de Raad voor de Kinderbescherming, hebben de medewerkers een te laag opleidingsniveau. Te vaak vallen kinderen tussen de wal en het schip omdat mensen hun professionele verantwoordelijkheid niet nemen. Ik heb het idee dat de mensen die echt het werk doen in de jeugdzorg mijn opvattingen delen. Maar dat geldt niet voor de managers. Ik ben hoogleraar en verdien goed, maar als je ziet wat die managers in die instellingen verdienen: tweehonderdvijftigduizend euro. Waar slaat dat op?’
Ook hier: Hoe heeft het zover kunnen komen? Zoveel gebrek aan moraal en aan schaamte? ‘Ik vind ook dat een lid van het college van bestuur van een universiteit niet meer zou moeten verdienen dan een hoogleraar. Want daar is namelijk geen enkele inhoudelijke rechtvaardiging voor. Zij zijn niet belangrijker voor de organisatie dan de mensen die de colleges geven en het onderzoek doen. De mensen die het handwerk doen vormen de kurk waar alles op drijft. Het signaal dat de managers afgeven aan onze jongeren is verkeerd; die gaan denken dat het zo hoort.’
Klopt het dat het leren van empathie hoort bij een bepaalde leeftijd? ‘Ja en nee. De eerste vier jaar van een leven zijn voor de sociaal-emotionele ontwikkeling het belangrijkste. Empathie begint al bij de baby, de ouder spiegelt de emoties, de baby reageert, en zo gaat het over en weer. Onderzoek laat zien dat wanneer ouders niet reageren op het contact zoeken van hun baby, het kind daar helemaal van in de stress schiet. Op die heel jonge leeftijd worden allerlei belangrijke verbindingen in het brein gelegd. Zeker. Maar ons brein is óók enorm plastisch. Op zes-, zevenjarige leeftijd kun je detecteren of kinderen empathie ontwikkeld hebben. Kinderen die zich niet of nauwelijks konden inleven in de ander is bij een onderzoek gevraagd vooral de ogen van de ander in de gaten te houden. Je zag onmiddellijk verbetering in hun vermogen emoties in gezichten te herkennen. Met zo iets eenvoudigs kan dus al vooruitgang geboekt worden. We weten ook dat mensen die een beroerte hebben gehad en al aardig op leeftijd zijn toch nog nieuwe dingen kunnen leren. Vast staat ook dat als je ervoor zorgt dat je lichaam fit blijft ook je hersenen fit blijven en de kans op dementie vermindert.’
Hoe erg is het voor een kind wanneer de ouders overbezorgd zijn? ‘Elk kind wil de wereld verkennen en dingen ondernemen. Al is een kind qua motoriek nog niet voldoende ontwikkeld, het wil het liefst zelf die lepel in zijn mond steken. Als ouder moet je dat juist stimuleren en zeker niet afremmen. Overbezorgdheid kan angsten kweken bij kinderen en hun zelfvertrouwen ondermijnen.’
Zouden aankomende ouders les moeten krijgen in de basale dingen die bij de opvoeding van hun kind belangrijk zijn? ‘TNO heeft onlangs een nieuwe manier van zwangerschapsbegeleiding geïntroduceerd. In plaats van een op een vijftien-minutengesprekken tussen de verloskundige en de aanstaande moeder, zetten ze zwangeren die in dezelfde fase zitten bij elkaar in een groep. Twee uur lang. Zo kan er langer en met meer mensen gesproken worden. En het is goedkoper, en het werkt ook nog eens als een tierelier. Het begint met wegen en naar de harttonen luisteren en daarna praten ze met elkaar over hun angsten en alle andere zaken die samenhangen met een zwangerschap en de periode van de opvoeding daarna. Ze hebben duidelijk steun aan elkaar. Er zijn inderdaad van die basale dingen die je als ouder moet weten. ‘Vijf keer belonen, één keer straffen’ is er zo een. Dat heeft een positief effect op het gedrag van het kind. Als je wilt dat je kind een opdracht uitvoert, kijk ’m dan aan, geef aandacht.’
Is onze samenleving goed ingericht als het gaat om het belang van het kind? ‘De moderne tijd geeft kinderen onbegrensde mogelijkheden in de zin van contact met de hele wereld en heel veel kennis. Het is vooral voor de ouders moeilijker geworden, zeker in de puberteit. Wil je contact houden met je kind in die periode, dan zul je in de jaren daaraan voorafgaand de basis moeten hebben gelegd. Vroeger was het overzichtelijk: moeder was thuis en deed het huishouden en de opvoeding; vader zorgde voor de inkomsten door middel van werk buitenshuis. Ik wil niet terug naar die tijd, maar het had onmiskenbaar voordelen, bijvoorbeeld dat er meer rust in de tent was. Als ouder anno nu moet je veel ballen in de lucht houden, en dan is het extra moeilijk als de kinderopvang zo slecht geregeld is. Laat kinderen allemaal op school overblijven en regel een goede naschoolse opvang. In de Scandinavische landen hebben ze een rustiger samenleving omdat ze dit soort zaken beter voor elkaar hebben dan wij: ouders worden meer en beter ondersteund in het combineren van zorg en werk. En ook hier, ik ben er niet van overtuigd dat dat de samenleving meer gaat kosten. Het aantal opgebrande moeders zou er door kunnen verminderen.’
Wat is de invloed van die buitensporig gewelddadige games op kinderen? ‘Het gaat om de vraag: wíe gebruikt ze? Wíe zit er aan de knoppen? We weten uit onderzoek dat die games inderdaad kunnen leiden tot een verhoogde neiging om geweld te gebruiken. Maar dat geldt dan alleen voor de jongeren die al een sterkere aanleg hebben voor het gebruik van geweld, vijandiger zijn, een kort lontje hebben.’
Nature or nurture? Aanleg of opvoeding? ‘Het is nog steeds gewoon beide. Het is aangetoond met MRI-scans dat bij mensen die psychotherapie hebben gevolgd er veranderingen in het brein optreden. Dus niet alles ligt al vast in de baarmoeder, zoals Dick Swaab beweert. Natuurlijk, aanleg is heel belangrijk. Maar wat er met die aanleg gebeurt, is afhankelijk van een omgeving die wel of niet bepaalde prikkels biedt. Je kent de verhalen van de wolfskinderen: geboren met een brein, maar omdat er geen prikkels waren ontwikkelde het brein zich niet.’
Toch zegt professor De Ruiter: ‘Hoezo vrije wil? Die bestaat niet.’ ‘Vrije wil vind ik inderdaad een onzinbegrip. Daar kunnen we niets mee. Het is leuk voor filosofen, maar bewijzen dat er zoiets als een vrije wil bestaat is onmogelijk. We moeten het hebben over verantwoordelijkheid. Dat is een veel mooier begrip. Verantwoordelijk zijn, verantwoordelijkheid nemen, verantwoording afleggen, dat maakt ons tot mensen.’
Je noemt jezelf spiritueel. Kun je uitleggen wat je daaronder verstaat? ‘Ik heb me beziggehouden met de fundamentele vragen. Wat is bewustzijn? Wat is liefde? What makes people tick? Wat gebeurt er als je doodgaat? Voor mij was dat echt een soort queeste, een zoektocht. Inmiddels is die wel voorbij, want ik heb het gevoel dat ik het wel gevonden heb inmiddels.’
Wat heb je gevonden? ‘De essentie? Mijn essentie en dé essentie.’
Daar heb ik vanmiddag een en ander van gehoord? ‘Ja.’
Maar waarom dat spiritueel genoemd? ‘Ik hoef het ook niet zo te noemen.’
In Trouw noemde je Wilders gewelddadig. Kun je dat toelichten, want bij mijn weten wijst hij geweld juist af. ‘Toch vind ik dat nog steeds. Hij is verbaal gewelddadig, al heb ik het idee dat hij de laatste tijd wat gematigder is geworden. Bovendien lijkt hij de islam als centrale thema te hebben verruild voor Europa. De man boeit me verder niet, maar ik vind het belangrijk dat iemand die groepen mensen respectloos wegzet ter verantwoording moet worden geroepen. Uitschelden van mensen is verbaal geweld, dat is per definitie zo. Bovendien is al lang aangetoond dat er een correlatie bestaat tussen mensen die schelden en zij die fysiek geweld gebruiken.’
Wat vind je van het wetenschappelijk klimaat in Nederland? ‘Beroerd. De wetenschap geniet in ons land weinig aanzien. Kijk aan tafel bij Pauw & Witteman: je zit daar als deskundige met verstand van zaken maar je wordt behandeld als iemand met een mening zoals ook de andere gasten een mening hebben. Mede door het geringe aanzien dat de wetenschap geniet, gaat er ook relatief weinig geld naartoe. Ik vind ook dat wetenschappelijk onderzoek veel te sterk gestuurd wordt vanuit Den Haag. Het is om te huilen, want wetenschappers weten zelf heel erg goed wat de stand van de kennis is, wat nieuw is, en waar de mogelijkheden liggen om bij te dragen aan de maatschappij. Net als in de jeugdzorg wordt ook hier veel geld verkwanseld, aan nutteloos onderzoek.’
Vind je dat beleidsmakers voldoende rekening houden met de wetenschappelijke inzichten? ‘Nee. Justitie maakt liever geen gebruik van mijn diensten omdat er een handig alternatief is: de kleine commerciële onderzoeksbureautjes. Die kunnen ze namelijk manipuleren. Wetenschappers zijn kritisch, en dat willen ze niet.’
Geldt dit ook in z’n algemeenheid? ‘Als ik een medicijn slik dan wil ik ervan uit kunnen gaan dat het ook werkt. Zo hoort het ook te werken op de andere terreinen waar de overheid zich mee bemoeit. Ik vind het bijvoorbeeld raar dat de overheid geen geld steekt in onderzoek naar de effectiviteit van TBS. En dan onafhankelijk onderzoek, hè. Geen slager die zijn eigen vlees keurt. Zo’n Inspectie voor de Gezondheidszorg valt onder het ministerie van VWS. Maar dat is toch niet onafhankelijk. De Onderzoeksraad voor de Veiligheid – opgericht door mr. Pieter van Vollenhoven – en de Nationale Ombudsman, díe zijn onafhankelijk. Daar zitten mensen aan het hoofd die het lef en de moed hebben om hun mond open te doen als er misstanden binnen overheidsapparaten zijn. Dom als politici die instanties lastig noemen, want het beste komt boven in de dialectiek van these–antithese naar synthese. Door tegenspraak komen we verder. De wereld verandert continu. Ideeën van vijf jaar geleden kunnen nu al verouderd zijn. We moeten allemaal kritisch zijn, simpelweg om bij de tijd te blijven.’
Welk nieuw inzicht in de werking van de psyche gaat binnen vijf jaar de tongen in beweging brengen? ‘Ik vind het heel belangrijk dat we meer te weten komen over wilskracht. Wat is doorzettingsvermogen? En hoe kun je het versterken, bij kinderen en bij volwassenen? Jij bent onlangs gestopt met roken; dat kost veel wilskracht en daarmee veel mentale energie. Hoe meer we weten over wilskracht, hoe meer we die kunnen stimuleren en factoren die een negatief effect hebben, zoals stress, kunnen bestrijden.’
Komt er ooit een pilletje ‘slik mij, voor meer wilskracht’? ‘Nee, dat kan ik me niet voorstellen. Maar zeg nooit nooit.’