Van Raak: Verliefd op de eilanden
'Ik ben even kritisch over Antilliaanse ministers als over Nederlandse', bezweert Tweede Kamerlid Ronald van Raak (SP). 'Waarom ik zo kritisch ben? Omdat ik volksvertegenwoordiger ben. Ik ben begaan met de bevolking, ook met die op de eilanden. Het zijn fantastische eilanden met fantastische mensen. Als je er mee te maken krijgt, ontkom je er niet aan een beetje verliefd te worden. Ik wil dat het ook goed gaat met de mensen daar. Als je een samenleving goed wilt organiseren, moet je oog hebben voor het algemeen belang. Regeringen horen voor iedereen goed te zorgen en niet alleen voor zichzelf, familie en vrienden. Het is de taak van volksvertegenwoordigers om regeringen kritisch te volgen en dat is wat ik doe.'
Door René Zwart
Van Raak (43) staat nummer 3 op de kandidatenlijst. Sinds hij in 2006 lid werd van de Tweede Kamer (na vier jaar senator te zijn geweest) is hij namens zijn fractie woordvoerder voor Koninkrijksrelaties. Omdat Bas Jan van Bochove (CDA), Ineke van Gent (GroenLinks) en Cynthia Ortega-Martijn (ChristenUnie) niet terugkeren is de SP’er na 12 september het Kamerlid met de meeste ervaring op het gebied van koninkrijksrelaties. Tenminste, als hij in de Kamer blijft want gezien de peilingen kan het zomaar gebeuren dat Van Raak een ministerspost gaat bekleden. Als dat een paar jaar eerder was gebeurd, zou het kabinet Schotte nooit zijn gevallen want dan zou dat nooit hebben kunnen aantreden. 'Dat het zo verschrikkelijk mis is gegaan op Curaçao mag Nederland zich aantrekken. 10-10-’10 is er tegen beter weten in doorgedrukt. Dat was onverantwoord. Vervolgens werden er een premier en ministers beëdigd die niet gescreend waren. Het land Curaçao is al voor het eerste fluitsignaal gestruikeld. Toen later alsnog de screening werd gedaan, bleek dat de meeste ministers niet ministeriabel waren. Op dat moment had er ingegrepen kunnen en moeten worden maar minister Donner durfde niet. Hij wilde koste wat kost de lieve vrede bewaren. Daarmee heeft hij Nederland er medeverantwoordelijk voor gemaakt dat de onderwereld in de Curaçaose regering is gekomen.'
'Ik vind dat vooral heel erg voor de bevolking. 10-10-’10 was de laatste keer dat er heel veel geld en heel veel hulp vanuit Nederland naar de eilanden is gegaan. Er zal nooit meer Nederlands belastinggeld die kant opgaan. Dit was de kans voor Curaçao om er iets van te maken maar Schotte heeft het volledig verprutst. Door zijn toedoen zijn bovendien de verhoudingen met Nederland blijvend beschadigd. Hij heeft voor elkaar gekregen wat nooit eerder is gelukt: eensgezindheid in de Kamer. Bij alle fracties is er iets geknakt, dat komt niet meer goed. Wat ook veel zegt: terwijl de SP en de VVD het bijna over geen onderwerp eens zijn, denken we precies hetzelfde over de toekomst van het Koninkrijk. Wij willen van het Statuut af en meer denken aan een gemenebestconstructie. Daarvoor bestaat, ook na de verkiezingen, een ruime meerderheid in de Kamer.'
Maar het Statuut wijzigen kan toch alleen met de instemming van alle landen? 'Dat is wat er in de onderhandelingen over de staatkundige hervorming heel erg fout is gegaan. Toenmalig minister Pechtold heeft eerst een zak met geld op tafel gezet voor de schuldsanering en is pas daarna gaan onderhandelen over de voorwaarden. Hoe naïef kun je zijn! Over het Statuut viel toen uiteraard niet meer te praten. Ik weet dat de Verenigde Naties (VN) het niet toestaan het Statuut eenzijdig op te zeggen maar wij kunnen de rest van de wereld heel goed uitleggen dat Den Haag niet verantwoordelijk kan zijn voor het bestuur van een land op 8.000 kilometer afstand en met een heel andere cultuur. Ik geef onmiddellijk toe dat er ook aan Nederlandse kant veel fouten zijn gemaakt maar wij hebben wel ons uiterste best gedaan. Artikel 43 (de waarborgfunctie, red.) zegt dat we verantwoordelijk zijn voor elkaar maar je kunt Nederland niet verantwoordelijk houden voor het feit dat het kabinet Schotte de democratie en de rechtstaat heeft aangetast. De wereld kan van Nederland niet verlangen dat het Curaçao vanuit Den Haag bestuurt.'
'Om goede relaties te onderhouden en samen te werken hebben we het Statuut niet nodig. We kunnen verdragen met elkaar te sluiten. Die kunnen dan bovendien per eiland verschillen. Van Aruba weten wij bijvoorbeeld dat het op een groot aantal terreinen met Nederland wil samenwerken. Sint Maarten wil dat misschien weer op andere gebieden. En als Curaçao helemaal geen samenwerking wil, moet dat ook worden gerespecteerd. Met wie dat wil kunnen wij afspraken maken over zaken als defensie, buitenlandse zaken en de Hoge Raad maar dan wel uit vrije wil en op basis van gelijkwaardigheid en niet omdat het in een Statuut van 1954 staat. Dat Statuut is er de oorzaak van dat Nederland de bestuurders op de eilanden nooit serieus heeft genomen. Het is heel hooghartig om, als zich een probleem aandient, dat met geld af te kopen. Zo is het wel altijd gegaan, dan kun je ook niet verwachten dat zich een goede bestuurscultuur ontwikkelt. Wij zijn nu op een punt beland dat het voor iedereen duidelijk is dat er geen Nederlands geld meer die kant opgaat. Elkaar helpen en bijstaan met kennis en ervaring vind ik prima maar tekorten worden niet meer bijgepast. De financiële situatie waarin Curaçao nu verkeert is niet het probleem van Nederland, dat zal het eiland toch echt zelf moeten oplossen. Het is ook een illusie te denken dat Nederland dat zou kunnen. Kijk eens hoe moeilijk wij het hebben om het op Bonaire, Sint Eustatius en Saba een beetje op orde te krijgen.'
Van Raak erkent volmondig zich te schamen voor de rol van het rijk in Caribisch Nederland. 'Nederland heeft gefaald. Het is ongelooflijk dom te denken dat Nederlandse ambtenaren die heel veel verstand hebben van regeltjes maar die niets van de uitvoeringspraktijk snappen de problemen kunnen oplossen. Ik ben van plan het nieuwe kabinet te vragen snel met een Plan B, een Plan BES, te komen. Dat moet er om te beginnen voor zorgen dat de armoede wordt bestreden en dat het onderwijs en de zorg goed worden georganiseerd. Ten tweede moeten we er mee ophouden de eilanden vol te stoppen met regeltjes. In de prullenbak ermee en we tellen bestuurders beschikbaar met heel veel ervaring op lokaal niveau en die kunnen luisteren naar de mensen van de eilanden. Het derde onderdeel van het Plan BES moet zijn jonge, goed opgeleide Bonaireanen, Statianen en Sabanen die naar Nederland zijn gekomen om te studeren te verleiden terug te keren om te helpen bij de opbouw. Die kunnen dat veel beter dan onze ambtenaren. Dat gereis moet sowieso afgelopen zijn, dat kost handenvol geld dat beter op de eilanden zelf kan worden besteed. Voor een land als Nederland kan het toch niet zo moeilijk zijn de achterstanden weg te werken en de voorzieningen op orde te brengen?'
Dit interview verscheen op 29 augustus in het Antilliaans Dagblad.