Vroeg of laat: De euro
Het is aan de vooravond van de invoering van de euromunten en biljetten wanneer Ewout Irrgang in 2001 een interview geeft aan de Tribune: 'De invoering van de euro is niet niks. We hebben het over het grootste monetaire experiment in de wereldgeschiedenis. Twaalf zeer verschillende economieën schakelen in één klap over op dezelfde munt.'
Enkele jaren eerder heeft de SP zich al hard verzet tegen de invoering van de euro. Jan Marijnissen zegt daarover op 1 januari 1997 het volgende:
Met het verlies van onze gulden verliezen we meer dan alleen folklore. We verliezen onze zeggenschap op monetair gebied – en alles wat daarmee samenhangt. Als de euro er is, is de gulden weg en onze zeggenschap over het monetaire beleid verdwenen naar de Europese Centrale Bank in Frankfurt. … De transfer van de monetaire macht naar de Europese Unie kan niet anders geduid worden dan het opgeven van een belangrijk deel van de nationale soevereiniteit. Zoals oud-president Holtrop van De Nederlandsche Bank in 1963 al zei: "Geld is een attribuut van soevereiniteit. Als een land zijn munt opgeeft, heft het zichzelf een beetje op." … Europa anno 1997 is geen land, het is geen natie waarmee mensen zich kunnen identificeren, een plek waar ze zich begrepen voelen. Ze hebben er gewoon niets mee, ook al beslissen regeringsleiders dat er vanaf 1999 een monetaire unie is en vanaf 2002 één munt. Europa is slechts een geografisch begrip, en verder een abstractie. Er bestaat geen Europees volk, geen Europese taal, en geen Europese cultuur.
Ewout Irrgang, die later financieel woordvoerder zal worden in de Tweede Kamer, licht in het interview aan de Tribune de beweegredenen verder toe:
“Invoering van de euro betekent niet alleen dat we met dezelfde munt betalen, maar ook dat er één monetaire politiek gevoerd wordt. Er is één centrale Europese bank, die van Lapland tot Sicilië hetzelfde rentepercentage hanteert. Die rente is hét middel om de economische temperatuur te regelen. Als de economie slecht draait, verlaag je de rente zodat de motor wat harder gaat lopen. Dreigt er oververhitting, dan verhoog je de rente ter afkoeling. In al die totaal verschillende economieën wordt de kachel nu overal even hoog gezet en daarbij wordt de temperatuur volkomen ondemocratisch bepaald en afgesteld op de situatie in de grootste landen: Duitsland, Frankrijk en Italië. Dat gaat onherroepelijk problemen opleveren, die nauwelijks op te lossen zijn.”
Zeven jaar later brengen de banken heel Europa in een ongekende economische crisis, met overal oplopende begrotingstekorten tot gevolg. De zuidelijke lidstaten worden het meest getroffen. Doordat ze vastzitten aan de dure euro is de export er weggezakt. Ze mogen geen eigen monetair beleid meer voeren en zijn dus niet in staat hun munt te laten devalueren. De inzakkende export zorgt voor minder economische groei en daardoor ook minder overheidsinkomsten. De met begrotingstekorten kampende overheden beginnen zich steeds meer in de schulden te steken, aangemoedigd door een lage rente als gevolg van de euro.
Al na twee jaar kredietcrisis dreigen de overheden van de landen met de grootste tekorten niet meer aan hun betalingsverplichtingen te kunnen voldoen en worden ze een speelbal van de grillen van de financiële markt. Banken dumpen massaal hun Griekse en Portugese staatsobligaties en de eens zo lage rentes stijgen ineens de pan uit. “Der Euro ist in Gefahr”, zegt Bondskanselier Merkel in 2010 als het helemaal uit de hand loopt in Griekenland. Via verschillende wegen gaan er vervolgens honderden miljarden aan leningen naar Griekenland en andere landen in betalingsproblemen. Zo kunnen ze de schuldeisers blijven betalen. Die schuldeisers, die juist veel hebben verdiend aan de hoge risicopremies, worden zo uit de wind gehouden. Niet zij, maar de gewone burgers in Europa draaien op voor de kosten bij wanbetaling.
De euro, die de eenwording van Europa als het ware moest afdwingen, blijkt anno 2011 eerder een splijtzwam. De economieën van de verschillende Europese landen zijn zo ver uiteengelopen dat de ECB voor een bijna onmogelijke opgave staat om een beleid uit te zetten dat voor al deze landen geschikt is. DNB noemt het met een mooi woord een ‘grote divergentie van concurrentieposities’, maar beter zou het zijn om te constateren dat eenwording van landen in Europa niet door een gezamenlijke munt kan worden afgedwongen.