Zes senatoren op of boven maximum aantal nevenfuncties
Zes senatoren van de huidige Eerste Kamer zitten op of boven het aantal nevenfuncties bij grote bedrijven en instellingen dat door de Tweede Kamer als maximale norm is vastgesteld. Dat blijkt uit een rapport van de Tweede Kamerfractie van de SP met als titel ‘De Eerste Kamer tegen het licht, nevenfuncties van senatoren’.
In december 2009 nam de Tweede Kamer met een ruime meerderheid een wetswijziging van SP-Kamerlid Ewout Irrgang aan waarmee een maximum van vijf toezichthoudende functies wordt ingevoerd bij grote bedrijven en instellingen. Irrgang wil daarmee onder meer de kwaliteit van het toezicht verbeteren en een bijdrage leveren aan het doorbreken van het old boys netwerk. Sinds de aanname door de Tweede Kamer ligt het wetsvoorstel bij de Eerste Kamer maar wordt de behandeling getraineerd.
In het rapport wordt gekeken wat de wetswijziging voor de huidige senatoren betekent. Daaruit blijkt dat het overgrote deel van de senatoren niks zal merken van het maximum aantal nevenfuncties. Dat komt omdat alleen het aantal toezichthoudende functies van grote bedrijven en instellingen worden meegeteld. Toezichthoudende functies bij kleinere bedrijven en instellingen tellen niet mee. Zes van de huidige 75 senatoren gaan iets merken van het maximum. Zij zitten op het maximum en kunnen straks geen nieuwe functies meer accepteren of over het maximum. Dat laatste betekent dat zij niet in aanmerking komen voor herbenoeming.
Ook toekomstig senator en CDA-lijsttrekker Elco Brinkman zit boven de norm. Dat zelfde geldt voor VVD-lijsttrekker en huidig senator Loek Hermans. Hermans schreef vorig jaar als voorzitter van MKB Nederland een brief aan zichzelf als senator waarin hij de Eerste Kamer opriep om niet akkoord te gaan met het maximum aantal nevenfuncties. Irrgang: ‘De Eerste Kamer moet ophouden het old boys netwerk te verdedigen door de behandeling van het wetsvoorstel te traineren. Ons rapport illustreert dat met het maximum slechts excessen worden tegengegaan. Ook senatoren met een persoonlijk belang tegen de maximering van het aantal nevenfuncties zouden daar het nut van moeten inzien.’