Gerkens: ‘Huurliberalisatie versterkt tweedeling’
Het afschaffen van de huurbescherming voor 600.000 woningen zal de scheiding tussen arm en rijk, tussen wit en zwart, verder versterken. Dat betoogde Arda Gerkens als startspreker bij het debat over het wetsvoorstel in de Tweede Kamer. Het minderheidskabinet Balkenende-III probeert in de laatste vergaderweek voor de verkiezingen het wetsvoorstel nog door het parlement te jassen, omdat men vreest na de verkiezingen zijn meerderheidssteun voor de liberalisatie te verliezen.
Gerkens riep D66 op om – in lijn met de uitspraak van lijsttrekker Pechtold “We hebben fouten gemaakt” – zijn steun aan de wet in te trekken, waarmee de meerderheid zou verdampen. Ook wil de SP weten of de PvdA bij een formatie na de verkiezingen een breekpunt maakt van de intrekking van het wetsvoorstel.
Tijdens het debat diende Gerkens drie amendementen in die liberalisatie van huurwoningen in gemeenten en wijken met een laag aandeel sociale huur onmogelijk maken.
De SP ontving in het laatste weekend voor het kamerdebat nog bijna duizend reacties van huurders, veelal huishoudens met een inkomen rond modaal, die woedend zijn over het kwijtraken van hun huurbescherming.
De volledige tekst van de toespraak van Arda Gerkens vindt u hierover.
Ook Balkenende 3 maakt meer kapot dan je lief is, zelfs na de belofte dat ze heikele onderwerpen er niet doorheen zouden drukken. Dat geldt dan niet voor het huurbeleid. Draagvlak of niet: alles moet ervoor wijken om te regelen dat nóg eens 600.000 huurders worden onderworpen aan de gesel van de vrije markt. Waarom dit niet inzet gemaakt van de verkiezingen? Wat zegt dit? Dat in een kabinet van CDA en PVDA dit wetsvoorstel niet teruggedraaid gaat worden? Of aangepast? Ik zie niet voorzitter, hoe op dit punt de partijen bij elkaar komen en vraag me af wie van de twee water bij de wijn gaat doen in de formatie straks.
De Raad van State maakte gehakt van het wetsontwerp. Gemeenten hebben massaal aangegeven: dit leidt tot inkomenswijken. Rijk bij rijk, arm bij arm. En dat betekent in de grote steden óók: zwart bij zwart. De gemeente Maastricht: “Het gevaar van segregatie, zowel in de stad als tussen stad en ommeland, zal worden vergroot.”
Gemeenten hebben ook gemeld: De voorstellen zullen niet leiden tot meer doorstroming. Integendeel, huurders zullen blijven zitten om niet gestraft te worden met een forse huurverhoging.
Deskundigen op het gebied van huurrecht zeggen: deze wet is een juridisch gedrocht. De koppeling van de liberalisatiegrens aan de WOZ-waarde zorgt voor een vermenging van twee rechtsgangen, lange doorlooptijden en onzekerheid, een enorme extra bureaucratie en kosten. Het overgangsgebied leidt ook tot een enorme complexiteit, die voor een periode van minstens vijf jaar het begrip “rechtszekerheid“ op losse schroeven zet. En het opnemen van een maatwerk op lokaal niveau lijkt – als ik de reacties van de gemeenten lees – vooral de deur te hebben opengezet voor bestuurlijke willekeur.
Daarmee kom ik op de huurders. Natuurlijk zijn de 600.000 huurders die straks de dupe worden van deze liberalisatiewet ten einde raad. Weliswaar houden ze in het kader van de overgangsregeling wel hun huurbescherming, maar de huur mag jaarlijks extra omhoog: voor woningen in het overgangsgebied bv. met 4% boven inflatie in 2009. Geen liberalisatie maar wel langzaam uitgerookt worden dus. Wrang is dat een groot deel van de getroffen huurders behoren tot de lagere middeninkomens, de mensen die geen huursubsidie ontvangen, geen kwijtschelding van de gemeentelijke belastingen, ze moeten gewoon voor alles de volle mep betalen. Veel van deze mensen betalen al ver boven de 25% van hun inkomen aan huur.
Wat zijn dat voor mensen? Ik geef u een twee voorbeelden, eerst een mevrouw uit Amsterdam, die me het volgende schrijft: “Ik werk 40 uur per week als directiesecretaresse, zoals u zult begrijpen hou ik daar geen ministers salaris aan over en heb ik ook geen opslag van 30% mogen ontvangen. Sinds 14 jaar woon ik samen met mijn partner, die helaas al ruim een jaar zonder werk zit. Ja het is raar, aan de ene kant moeten we allemaal langer doorwerken, maar aan de andere kant ben je als heftruckchauffeur van 40 al afgeschreven.
Wij wonen in een mooi appartement aan het Singel in Amsterdam, dit is sociale woningbouw. Mijn partner is hier meer dan 20 jaar geleden komen wonen en ik woon hier de laatste 14 jaar. Er is ons vorig jaar een buitensporig hoge WOZ waarde toegewezen (359.000 voor 75 m2), welke ondanks ons bezwaar gewoon gehandhaafd blijft. Gezien mijn werk vallen wij buiten alle toeslagen, dus kortingen op het gebied van gemeentebelastingen e.d. (per jaar toch ruim € 600) gaan ook aan ons voorbij.
Volgend jaar januari vervalt ook de WW-uitkering van mijn partner en vanwege mijn inkomen komt hij niet in aanmerking voor een bijstanduitkering o.i.d. Natuurlijk blijven we hoop houden dat hij een nieuwe baan zal vinden, maar dit blijft natuurlijk best onzeker.
Echter zelfs als mijn partner geen inkomsten meer heeft dan, komen wij door mijn werkzaamheden nog niet in aanmerking voor huurtoeslag en zal het door uw plannen onbetaalbaar voor ons worden om hier te blijven wonen. Bruto verdien ik circa € 32.000 per jaar maar netto zitten wij dan gezamenlijk aan de armoedegrens voor een gezin met 2 kinderen (circa € 1.600) en dan zonder huurtoeslag en kwijtschelding van andere lasten. Aan de andere kant, als mijn partner wel een inkomen heeft, dan nog is het met een dergelijk hoge WOZ waarde onwaarschijnlijk dat we dit huis kunnen blijven betalen.”
En nu nummer twee, een huurder uit Bemmel: “Ik heb nog steeds hoop dat deze plannen niet doorgaan omdat dit voor mij als kostwinner, met een leeftijd van 54 jaar een zeer grote financiele aderlating gaat worden. Door mijn leeftijd kan ik ook niet, ook al zou ik willen, nu een huis gaan kopen of het moet wel met zeer grote hypotheekaflossing. Met een netto inkomen van nog geen € 2000,-- per maand (wat op zich niet erg slecht is) en een huidige huur van ruim € 600,-- per maand is het toch zeer de vraag of ik in mijn huidige woning kan blijven wonen als de huren zo explosief stijgen als de Dekkerplannen voorstellen. Daarbij, ook al zou ik willen verhuizen dan nog is de woningmarkt in onze regio zo overspannen dat ik absoluut niet aan een andere (huur)woning kan komen of het moet eveneens een onbetaalbare woning gaan worden. Zoals u ziet heb ik dus geen enkel alternatief en ben dus bijna overgeleverd aan de goden c.q. mijn particuliere huisbaas. Deze laatste spint daar alleen maar garen bij want u hoeft niet te verwachten dat hij nieuwe woningen gaat bouwen om op de woningmarkt te zetten. Integendeel, hij steekt deze extra gelden in zijn achterzak en dankt Dekker maar ook u als politiek voor dit financiële extraatje.” Voorzitter, waarom moeten deze mensen met deze wet hun huis uit gejaagd worden? Wonen zij soms scheef? Dit zijn de onderwijzer, de wijkagent en de verpleegkundige waarvoor VVD-fractievoorzitter Rutte zich zo wil inzetten. Alleen wonen ze in dit geval niet in een koophuis, maar in een huurhuis. Begrijp ik goed dat ze wat betreft de VVD kóst wat kost naar de koopsector gejaagd moeten worden, ook al gaan hun woonlasten dan nóg verder omhoog?
Ik vraag dit ook aan de fracties van CDA en D66 die de afgelopen jaren mede verantwoordelijk zijn geweest voor dit beleid, maar waar je toch nog enig sociaal gevoel bij zou mogen verwachten. Daarbij heeft D66 nu de riante positie dat ze weer hun hart mogen volgen, in plaats van geketend te zijn aan het regeerakkoord. Ik begreep uit de toespraak van minister Pechtold op het D66 recente partijcongres dat hij erkende dat de partij fouten had gemaakt. Het is nog niet te laat! Ik zou zeggen: u heeft nu de kans om er nog een recht te zetten!
Voorzitter, professor Johan Conijn, directeur van het Centraal Fonds Volkshuisvesting, heeft recent ook een aantal interessante uitspraken gedaan over scheefwonen en doorstroming. Ik citeer: “Het aantal huishoudens dat al lang in hetzelfde huis woont met een lage huur is zo’n 100.000 moeten we daarvan wakker liggen?” “Scheefwonen zie ik niet als een groot maatschappelijk probleem.” En dan nog eentje die de VVD zal aanspreken: “Wie de huur verhoogt, vermindert de mogelijkheden om flink te kunnen sparen en over te stappen naar een koopwoning.” Voorzitter zou het toevallig zijn dat de minister van volkshuisvesting de afgelopen jaren systematisch, voor de laatste keer bij de schriftelijke behandeling van dit wetsvoorstel, geweigerd heeft om het fenomeen scheefwonen beter in kaart te brengen? Zou dan wellicht blijken dat het fenomeen scheefwonen in de huursector jarenlang bewust schromelijk overdreven is en dat er juist bij categorieën eigen woningbezitters sprake is van een extreem lage woonquote? Wat zou de woonquote zijn van Herman Heinsbroek, de oud-minister uit het kabinet Balkenende-I, die in zijn eentje net zoveel hypotheekaftrek ontvangt als zesentwintig gezinnen met een minimuminkomen aan huurtoeslag krijgen?
Voorzitter, Dit wetsvoorstel zou iets moeten doen aan de spanning op de woningmarkt, aan het enorme woningtekort. Als het rendement voor de verhuurder omhoog gaat dan komen de investeringen in nieuwe woningen vanzelf wel, zo redeneert het kabinet. Ook het CDA voelde zich bij dit mooi weer verhaal niet helemaal happy, daarom is er een ingewikkelde koppeling bedacht tussen de regionale woningbouwproductie tot uiterlijk 2010 en de mogelijkheid om te liberaliseren. Voorzitter, Je kan nu al voorspellen dat de spanning op de woningmarkt in 2010 niet verdwenen is, zelfs al zouden de woningaantallen gebouwd worden die mevrouw Dekker beloofd heeft. De grootste tekorten bestaan –en blijven bestaan!- in de gebieden waar maar beperkte ruimte is om bij te bouwen en waar de instroom van nieuwe woningzoekenden structureel hoog is. En de grootste tekorten blijven bestaan in het betaalbare segment, zowel bij de huur- als de koopsector. Precies in dat segment is de productie al jarenlang onder de maat. Ook houdt het wetsvoorstel geen rekening met het gegeven dat er niet alleen woningen gebouwd worden maar ook gesloopt. Wat dit kabinet betreft zelfs: véél gesloopt. In 2003 zijn er voor het eerst in de historie meer sociale huurwoningen gesloopt dan bijgebouwd. Mijn vraag aan de minister en het CDA: hoeven we daar dan géén rekening mee te houden?
De SP-fractie heeft bij de schriftelijke inbreng de vraag gesteld hoe het toch kan dat de woningproductie sinds 1994 dramatisch gedaald is, terwijl de huren in die periode juist gigantisch gestegen zijn. Zou er misschien een relatie liggen met de verzelfstandiging van de corporatiesector, waardoor woningbouwverenigingen verandert zijn in organisaties die steeds meer overeenkomsten vertonen met commerciële verhuurders en projectontwikkelaars? De minister deelde blijkens haar antwoord de mening van de SP-fractie niet maar wij wachten nog steeds op een overtuigend antwoord hoe het mogelijk is dat de woningbouwproductie 40 jaar geleden, bij een grote overheidsbemoeienis met de bouwproductie en een sterk gereguleerde huurmarkt, bijna twee keer zo hoog was dan in 2006, nu we in het walhalla van de liberale markteconomie beland zijn? Ik vraag de fracties van CDA en D66 of ze langzamerhand niet onze conclusie delen dat het huurbeleid van de VVD-ministers vooral gebaseerd is op hun fundamentalistische beginselen, in plaats van op een rationele analyse van de behoeften van onze bevolking.
Misschien wel het grootste bezwaar tegen het wetsvoorstel is de tweedeling die er het gevolg van is. Tientallen gemeenten hebben afgelopen jaar nauwkeurig in kaart gebracht wat op wijkniveau de effecten zijn van de liberalisering. Grosso modo gaan de aantrekkelijke wijken op slot voor de sociale huursector. Op regionaal niveau zal in de randgemeenten een groter aandeel van het sociale huurbestand geliberaliseerd worden dan in de kerngemeente. Huurders met een laag inkomen komen dus steeds meer in de slechtste wijken van de centrumgemeente terecht. Precies dié wijken waar dit kabinet in het kader van het grotestedenbeleid de achteruitgang zegt te willen stuiten. Hoe valt dat te rijmen? En hoe is dit wetsvoorstel te rijmen met de prestatie-afspraken die minister Dekker in juli 2005 gemaakt heeft met 21 regio’s om het aandeel sociale huur juist in de randgemeenten te verhogen?
Het gerenommeerde bureau Companen, dat ook veel onderzoek gedaan heeft in opdracht van het ministerie van VROM, heeft recent in zijn rapport “Evaluatie huurteams: presteren afhankelijk van werkwijze en context” aangegeven wat de waarschijnlijke gevolgen van het wetsvoorstel zijn voor de Amsterdamse woningmarkt. Citaat 1: “De druk op de woningmarkt zal toenemen. Als we daaraan koppelen dat het nieuwe huurbeleid in de hand werkt dat nieuwe huurders echt veel meer huur gaan betalen dan zittende huurders, is de verwachting dat de doorstroming eerder zal stagneren dan toenemen.” De positie van verhuurders wordt door de liberalisatie versterkt. Citaat 2: “Bovendien is het voormalige onderscheid tussen woningcorporaties en particuliere verhuurders sterk vervaagd en ook het onderscheid tussen corporaties en projectontwikkelaars zal, voor zover dat niet al het geval is, meer en meer vervagen.” Citaat 3: “Zowel de centrale stad als de stadsdelen worden met ontwikkelingen geconfronteerd die bijvoorbeeld niet sporen met de wens tot bevolking- en woningvoorraaddifferentiatie. Überhaupt zullen de beleidsinvloed en sturingsmogelijkheden door zowel de centrale stad als de stadsdelen op de ruimtelijke en sociaal economische ontwikkeling van wijken of stadsdelen afnemen.” En tenslotte citaat 4: “Door deze toenemende segregatie kan het huurbeleid erin resulteren, dat de vaak voorgestane differentiatie in bevolking en woningvoorraad in buurten en stadsdelen omgezet wordt in sterk verschillende buurten en wijken in de stad met zgn. ‘hoeden en petten’-gedeelten.”
Er zijn nog een aantal andere segregerende effecten van het wetsvoorstel. Bij liberalisatie op basis van WOZ-waarde zullen vooral eengezinswoningen en grotere woningen geliberaliseerd worden. Deze woningen zijn nu al relatief schaars in de sociale huursector. In een gemeente als Utrecht bestaat minder dan 20% van de sociale huurvoorraad uit eengezinswoningen terwijl tweederde van de woningzoekenden bij een vrije keus de voorkeur zou geven aan een eengezinswoning. Uit sociaal oogpunt is het wenselijk om met name gezinnen met kinderen te huisvesten in eengezinswoningen en grote woningen. Dat kan nu al nauwelijks en straks nog veel minder. Ik weet niet of de minister van volkshuisvesting zich kan voorstellen hoe het er aan toegaat in een vierhoog portiekflat met 3- en 4-kamerwoningen, waar in één portiek 20 kinderen wonen. Dat is niet ideaal kan ik u zeggen. Dat betekent dat er in huis te weinig plaats is voor de kinderen. Die leven dus de hele dag op straat en toezicht van vierhoog is ook niet zo gemakkelijk. Iedereen met gezond verstand kan op zijn tien vingers natellen dat dit moet leiden tot overlast. En daar willen we juist vanaf! Zou het niet veel menselijker en vooral ook effectiever zijn om gezinnen met kinderen in een voldoende grote woning, bij voorkeur een laagbouwwoning, te huisvesten? Heeft de minister van volkshuisvesting over de gevolgen van dit wetsvoorstel overlegd met de minister van integratiebeleid, of was die te druk met andere zaken?
De minister van volkshuisvesting schreef in de nota naar aanleiding van het verslag dat de segregatiesoep niet zo heet gegeten wordt als gemeenten een woonvisie opstellen, waarin ze aangeven wat hun uitgangspunten zijn met betrekking tot de spreiding van de kernvoorraad. Als ze er dan niet uitkomen met de corporaties moet er mediation plaatsvinden en zal de minister als laatste middel zo nodig gebruik maken van het reguliere sanctie-instrumentarium. Kan de minister de SP-fractie uitleggen hoe hij dit sanctie-instrumentarium denkt te hanteren? Neem bv. een gemeente met een gemeente die over de hele stad gemiddeld 40% sociale huur heeft en in zijn woonvisie opneemt dat woningcorporaties geen woningen mogen verkopen of liberaliseren in wijken waar het aandeel sociaal lager is dan 30%. Dat lijkt me een heel redelijke manier om een evenwichtige spreiding in stand te houden. Als een of meer corporaties daar geen zin in heeft en mediation levert niets op, grijpt de minister dan automatisch in om de corporatie te dwingen mee te werken aan de gemeentelijke woonvisie? En als hij dit niet automatisch doet, kan hij dan uitleggen op basis van welke criteria hij de gemeente gelijk geeft dan wel de corporatie? Kan hij in dat geval óók uitleggen hoe dit te rijmen valt met de stelling dat het ontstaan van grotere verschillen tussen wijken voor een belangrijk deel afhankelijk is van de gemeenten en corporaties?
Overigens kan zich ook nog de situatie voordoen dat gemeenten helemaal geen behoefte hebben om de groeiende segregatie tegen te gaan, dat ze het wel mooi vinden als door dit wetsvoorstel driekwart van hun schaarse sociale huurvoorraad geliberaliseerd wordt. Die situatie is allerminst fictief maar komt op flinke schaal voor rond de grote en middelgrote steden. Ik verwijs nog maar eens naar de motie Bos c.s.6, ingediend bij de algemene beschouwingen in 2004, waarin gevraagd werd om op regionaal niveau bindende afspraken te maken over een grotere bijdrage van de randgemeenten aan het huisvesten van lagere inkomens. De prestatieafspraken die minister Dekker in juli 2005 gemaakt heeft zijn op dit punt echter zo lek als een mandje, die bieden onwillige gemeenten volop ontsnappingsmogelijkheden. Dergelijke gemeenten gaan in hun woonvisie echt niet eisen dat corporaties hun sociale huurwoningen vasthouden. Áls ze al een woonvisie opstellen, want dat doet een groot deel van deze gemeenten sowieso niet. In dit wetsvoorstel wordt dergelijke gemeenten geen strobreed in de weg gelegd. De SP-fractie heeft enkele amendementen ingediend om in dergelijke gemeenten te voorkomen dat het lage aandeel sociale huur nóg verder terugloopt.
Op dit punt is de voorlopige conclusie van de SP-fractie dat de regering met het wetsvoorstel de segregatie versterkt en de integratie tegenwerkt.
Daarmee kom ik terug op de juridische kwaliteit van het wetsvoorstel. Aan het begin van mijn betoog heb ik aangegeven dat de Raad van State vernietigend was over het voorstel. Tijdens de hoorzitting van vorige week hebben een aantal sprekers, met name de heren Sarolea en Dalhuisen, in detail aangegeven tot wat voor kromme, ondoorzichtige, tergend langzame rechtsgang dit wetsvoorstel kan leiden. Ik ken deze minister als iemand die zorgvuldigheid en bestuurlijke kwaliteit hoog in het vaandel heeft staan. Tenminste: tot op heden. Juist daarom vraag ik hem om zich niet om opportunistische redenen voor dit karretje te laten spannen. Wetgeving moet aan hoge eisen voldoen, daarmee mag je niet gaan sjoemelen omdat je bang bent door de verkiezingen een meerderheid kwijt te raken. Ik vraag de minister daarom om in detail in te gaan op de kritiek van Sarolea en Dalhuisen. Mocht hij dit niet doen dan zal ik in tweede termijn de kritiek zelf nog eens punt voor punt naar voren brengen.
Voorzitter, ik kom daarmee aan het einde van mijn eerste termijn. De SP-fractie roept de fracties van CDA en D66 op om zich niet alleen druk te maken om de eigen-woningbezitter met een tophypotheek, maar ook om de huurder met een tophuur. Om de conclusies van de parlementaire commissie integratiebeleid serieus te nemen en de voorwaarden te scheppen voor gemengde wijken.