Moet de overheid optreden tegen godslastering?
Minister Donner heeft afgelopen weekend aangekondigd dat hij wil onderzoeken of er meer gebruik gemaakt kan worden van artikel 147 van het Wetboek van Strafrecht, een artikel tegen zogenaamde ‘smalende godslasteringen’. Volgens de SP is dat geen goed idee.
SP-Kamerlid Jan de Wit: “Er is geen enkele reden om meer aandacht te gaan besteden aan het wetsartikel tegen godslastering. Dat is een relikwie uit vooroorlogse tijden, toen de invloed van het christelijke geloof in Nederland veel groter was dan nu en de overheid het als een eigen taak beschouwde om dat geloof in bescherming te nemen. Dat is allang niet meer zo. Sinds de jaren zestig, toen het beroemde proces tegen de schrijver Gerard Reve wegens godslastering in zijn voordeel werd beslist, zijn we het in Nederland normaal gaan vinden dat we ons vrij kunnen uiten over religieuze opvattingen. Het is niet aan de overheid om zich daar nadrukkelijk mee te bemoeien.”
Is dat een vrijbrief om mensen ongelimiteerd te kunnen kwetsen, of om andermans geloof op een extreme manier belachelijk te maken? De Wit: “Nee. Belediging is volgens ons Wetboek van Strafrecht gewoon strafbaar, maar het is in de regel een ‘klachtdelict’. Dat betekent dat iemand die zich beledigd voelt, zélf daarover moet klagen, voordat eventueel wordt vervolgd. Het OM treedt dus niet uit zichzelf op, en zo hoort het ook. Wij willen een samenleving waarin mondige burgers zich zoveel mogelijk onbelemmerd kunnen uiten, ook over het geloof. Ontspoort het vrije debat en worden fatsoensnormen ernstig overschreden, dan kan een burger die zich gekwetst voelt de rechter vragen om tussen beiden te komen. Daarvoor biedt de wet voldoende waarborgen, ook zonder dat we artikel 147 van de strafrechtelijke rommelzolder halen.”