Propaganda
In Nederland werken maar liefst 150.000 voorlichters, bij overheden, bedrijven en instellingen. Daar staan 15.000 journalisten tegenover, bij kranten, omroepen en op internet. Dat blijkt uit onderzoek van de Universiteit van Amsterdam. Tegenover elke journalist die de werkelijkheid moet achterhalen, staan tien voorlichters die hun waarheid aan de man moeten brengen. Maar al te vaak wordt daarbij informatie geselecteerd, ingekleurd, of ronduit verdraaid. Ook veel politieke partijen hebben voorlichters. Als op dinsdag in de Tweede Kamer het vragenuurtje begint verzamelen, de parlementaire journalisten en voorlichters in de lobby voor de zaal. Hier worden plannetjes gelanceerd die vaak breed in de media verschijnen, maar in de Kamer helemaal niet worden besproken. Of roddels verspreid om andere partijen in een kwaad daglicht te stellen. Op deze manier worden kranten gevuld, maar geen problemen opgelost.
Het meest ver in de beïnvloeding van journalisten gaan de ministeries. Als Tweede Kamerlid blijft het me verwonderen hoe ver de regering durft te gaan in het verdraaien van de waarheid. Bij de presentatie van de regering verklaarde premier Rutte dat de politie 3.000 agenten extra zou krijgen. Na wekenlang soebatten in de Kamer moest minister Opstelen toegeven dat er over vier jaar helemaal niet meer agenten zullen zijn. Op de ministeries regeren niet de beleidsmakers, maar de voorlichters.
De filosoof Tobi Goedewaagen (1895-1980) zou onder de indruk zijn geweest van de activiteiten van al die voorlichters. Hij is bij mijn weten de enige academische filosoof die ooit minister is geworden. Dat was in 1940, toen deze docent filosofie van de Universiteit Utrecht door de Duitse bezetters werd benoemd tot hoofd van het ministerie van Volksvoorlichting. Na de Duitse inval was Goedewaagen lid geworden van de NSB en perschef van partijleider Mussert. Na de oorlog werd hij veroordeeld tot twaalf jaar gevangenisstraf. Als minister van Volksvoorlichting wilde Goedewaagen - naar Duits voorbeeld - de propaganda organiseren, door journalisten te leren schrijven in dienst van de staat. Waarom zouden bedrijven propaganda mogen maken, maar de overheid niet? ‘De overheid liet het winnen der meeningen aan jamfabrikanten en uitvinders van schoensmeer over.’
Het politieke debat verschuift steeds meer van het parlement naar de media. Daarmee krijgt de politiek ook een ander aanzien. Parlementaire politiek is een systeem van verantwoording: in de Tweede Kamer worden problemen besproken, alternatieven gewogen en besluiten genomen. Mediapolitiek is een voortdurende stroom van voorlichting: politici slijten meningen in de media, waar ze nauwelijks over worden ondervraagd en niet op worden afgerekend. Daarmee verandert ook de positie van de kiezer, die steeds minder wordt geïnformeerd over de inhoud en steeds meer moet afgaan op het etiket. We moeten zoveel bezuinigen, waarom dan niet op de voorlichters? Dat lijkt me een goede investering in onze democratie.
Deze column verscheen in Filosofie Magazine van februari 2011