column
Ronald van Raak:

Moet de oppositie apart gaan discussiëren?

'Ik vind het nog steeds te gek voor woorden als een meerderheid in staat zou zijn om een minderheid te verhinderen over een bepaald punt in de plenaire zaal te spreken.' Dat zei oud-Kamervoorzitter Frans Weisglas vorige week tijdens een conferentie in de Tweede Kamer. Onder zijn voorzitterschap werd eind 2003 de regel ingevoerd dat 30 Kamerleden een spoeddebat kunnen aanvragen.

Parlementaire regels zijn pas nodig als het politieke fatsoen heeft gefaald. Ooit was het normaal dat een debat werd gehouden als een minderheid van de Tweede Kamer daar om vroeg. In de Paarse jaren (1994-2002) verdween die gewoonte naar de achtergrond. Regeringspartijen PvdA, VVD en D66 gunden de oppositie steeds minder ruimte. Met het voorstel van Weisglas werd het parlementaire fatsoen om een substantiële minderheid een stem te gunnen in een regel vastgelegd.

Vooral het CDA wil dit aantal verhogen. Zij vindt 30 Kamerleden te weinig. Er zouden te veel spoeddebatten zijn. Over niet- relevante onderwerpen. Maar wat is veel? Alle partijen vragen spoeddebatten aan. En geven daarmee de volksvertegenwoordiging hun eigen kleur. En wat is relevant? Spoeddebatten hebben de problemen met ontsnapte tbs'ers opgelost. Spoeddebatten over failliete zorginstellingen laten de gevolgen zien van de marktwerking.

Laten we het debat verschralen door de meerderheid? Of gunnen we de minderheid de ruimte om de volksvertegenwoordiging te kleuren? Durft de meerderheid de rechten van de minderheid aan te tasten? Blijft de volksvertegenwoordiging in toekomst samen discussiëren? Of moet de oppositie apart de problemen van het land bespreken?

Betrokken SP'ers