Zwemonderwijs in Nederland
Als het gaat over zwemles, denken veel mensen toch eerst en vooral terug aan hun eigen ervaringen hiermee. Zo ook ik. Ik kan me de trots nog herinneren van het behalen van een diploma. Uiteindelijk zijn dat er 4 geworden. Twee daarvan heb ik behaald vanwege de ‘eigen verantwoordelijkheid’ van mijn ouders, die mij op jonge leeftijd naar zwemles brachten. De twee diploma’s daarna doordat mijn basisschool ons twee jaar lang wekelijks naar het zwembad bracht.
Inmiddels ben ik nog enthousiaster over ‘zwemonderwijs’. Niet alleen omdat mijn zoontje van anderhalf wekelijks veel plezier beleeft aan zijn speelse zwem-half-uurtje. Maar ook omdat ik mij namens de SP in de Tweede Kamer inzet voor beter zwemonderwijs. Jazeker is dat een politiek thema!
Nederland is een waterland. Iedereen is het er over eens dat het belangrijk is dat kinderen leren zwemmen. Dat gebeurt ook, maar er is ook reden tot zorg. Met regelmaat worden we opgeschrikt door berichten over verdrinkingen. Nog maar een derde van de kinderen haalt het zwem-ABC. Dit ABC is, volgens deskundigen, nodig om kinderen veilig te laten zwemmen. Twaalf procent van de zwembaden wordt met sluiting bedreigd. Tarieven worden verhoogd en openingstijden beperkt.
Wie zijn probleem is dit nu? Volgens de minister is het eerst en vooral de eigen verantwoordelijkheid van ouders om kinderen te leren zwemmen. Voor mij is dát slechts een deel van het verhaal. Want als je het daarbij laat dan accepteer je dat bepaalde kinderen de weg naar het zwembad niet of nauwelijks zullen vinden. Zoals met name veel kinderen uit allochtone gezinnen of gezinnen met lage inkomens. Omdat het zwembad te ver uit de buurt is, ze de situatie niet goed kennen of het niet kunnen betalen. Dan zijn er weer allerlei programma’s nodig in gemeenten om deze groepen speciaal te bereiken en te stimuleren en dat is ingewikkeld, niet erg efficiënt en ook dat kost geld.
De SP vindt dat we weer meer moeten kijken naar schoolzwemmen. Omdat we het als een collectieve uitdaging zien dat alle kinderen moeten leren zwemmen. Zoals ze ook moeten leren rekenen en schrijven. En dat doe je op school. Het aantal gemeenten met schoolzwemmen is echter dramatisch teruggelopen. Eigenlijk zou ieder kind dat van de basisschool komt, een ABC-zwemdiploma moeten hebben. Veel ouders vinden dat ook fijn, het doet recht aan de sociaal-economische gezondheidsverschillen die er helaas zijn, en het betekent een impuls voor de zwembaden. Bovendien past het prima in de ambitie die veel partijen zeggen te hebben om meer gymlessen op school te organiseren. Zwemles kun je beschouwen als een natte gymles.
Helaas was er bij de minister en een Kamermeerderheid weinig enthousiasme voor dit voorstel. Gelukkig is minister Schippers wél aan de slag gegaan met het voorstel van de SP om in overleg met de sector een onderzoeksprogramma in te stellen over zwemonderwijs. Daarin moet in ieder geval aandacht zijn voor de zwemvaardigheid onder kwetsbare groepen, de kwaliteit van de diverse zwemdiploma’s en de effectiviteit van zwemlesmethoden. De minister deelt inmiddels ook de zorgen over de toegenomen verscheidenheid aan zwemdiploma’s en de onduidelijkheid rond de kwaliteitseisen. Zo lezen we in antwoord op Kamervragen van de SP: ‘Hierdoor kunnen ouders niet goed een beredeneerde keuze maken voor een kwalitatief goede zwemles en een gegarandeerd goed zwemdiploma.'
Inmiddels is de sector hiermee aan de slag begrijp ik. Dat is een goede zaak. Ik hoop echt op voortgang en breed draagvlak. Discussie is goed en verschil van mening zal er blijven, maar verdeeldheid over zo’n belangrijk onderwerp als de zwemvaardigheid van kinderen is niet goed. Als je een zwemdiploma haalt, moet je weten wat dat waard is. Hopelijk komt de zwemsector spoedig tot overeenstemming over de aanpak. Maar ook de minister en de Tweede Kamer houden hierin hun verantwoordelijkheid. In het belang van het zwemonderwijs, in het belang van de kinderen.
Deze column verscheen eerder op de website van het ExpertiseCentrum Zwemonderwijs