Stoppen met overheidspropaganda
Het kabinet stopt met de sponsoring van tv-programma's. Dat bericht kwam vorige week naar buiten. De regering sponsorde vorig jaar voor 12 miljoen euro aan tv-programma's om het overheidsbeleid positief voor het voetlicht te brengen. Het ging om onbenullige sponsoring, zoals het weerbericht van Piet Paulusma op een multiculturele tennisclub, maar ook om serieuze beïnvloeding, zoals een actualiteitenprogramma waarin eenzijdig werd bericht hoe geweldig de Europese Unie functioneert.
Begin dit jaar vroeg ik minister Plasterk om hieraan een eind te maken. Het is goed dat de regering dit overneemt. Kijkers hebben recht op onafhankelijke informatie: het is onaanvaardbaar dat neutraal ogende TV-programma’s een vorm van overheidspropaganda blijken te zijn. Als de regering graag beleid wil promoten, kan dat via Postbus 51, daarvan weet iedereen dat het van de overheid afkomstig is.
Zo soepel als dit besluit werd genomen, zo lastig gaat het met de aanpak van topsalarissen bij de publieke omroep. Op omroepbestuurders wil Plasterk de Balkenendenorm nog wel toepassen, maar op presentatoren en programmamakers liever niet. Dan zouden die presentatoren wel eens kunnen vertrekken naar de commerciële zenders, is zijn redenering. Maar dat is een non-argument. Ver voor het ontstaan van de Balkenendenorm, vertrokken er immers ook al presentatoren, zoals Jack Spijkerman. En werd dat een succes? U mag het zeggen. Het is een kwestie van fatsoen dat belastinggeld goed wordt besteed. In dit geval dus aan programma's en niet aan graaiende presentatoren.
Deze week wordt in het parlement de nieuwe Mediawet behandeld. Daarbij gaat het met name om de programmering van de publieke omroep. Onze insteek is dat kijkcijfers ondergeschikt zijn aan kwaliteit. De publieke omroep moet zich qua programma's onderscheiden van de commerciële omroepen. Dat geldt net zo goed voor de omroepsalarissen. In de Tweede Kamer is een grote meerderheid voor handhaving van de Balkenendenorm, net als voor het verbod op sponsoring van TV-programma's. Het is aan Plasterk om daar werk van te maken.
Bij het mediadebat zal ik Plasterk ook vragen wat hij vindt van het volume van reclame op radio en TV. Het geluid daarvan is veel harder dan bij de normale programma's. Talloze mensen ergeren zich er kapot aan. Zeker op de publieke omroep, waar eigenlijk helemaal geen reclame op thuishoort. Mocht dit lukken, dan is dat een verademing voor iedereen die graag naar een goed programma kijkt in plaats van naar een schreeuwerig figuur die voor de honderdste keer hetzelfde product aanprijst.