Stel paal en perk aan topinkomens in publieke sector
Dinsdag debatteert de Eerste Kamer over het paal en perk stellen aan topinkomens in de (semi-)publieke sector. Na jarenlange discussies over de veel te riante salarissen aan de top van instellingen die van ons allemaal zijn, is het nu toch echt de hoogste tijd de voorgestelde wettelijke maatregelen ingevoerd worden.
De publieke verontwaardiging over de topinkomens in de (semi-)publieke sector is groot. Vorige week nog beklaagde de Algemene Onderwijsbond zich over de 'nog steeds buitensporige topsalarissen in het onderwijs.' Ze presenteerde daarbij een overzicht van de grootste grootverdieners in onderwijsland, waarvan sommigen inderdaad meer dan drie ton opstrijken. Geld waarvan de Onderwijsbond terecht stelt dat het eigenlijk voor goed onderwijs is bedoeld.
En de commotie over exorbitante salarissen in de (semi-)publieke sector beperkt zich niet tot het onderwijs. Ook in de zorg en de woningbouw lijken directeuren zich het afgelopen decennium verloren te hebben in streven naar steeds hogere salarissen. Pogingen om via vrijwillige afspraken hier een einde aan te maken hadden niet of nauwelijks resultaat. Het maatschappelijk ongenoegen daarover stijgt, te meer omdat de prestaties van deze topverdieners vaak op geen enkele wijze in verhouding staan met hun salaris, getuige bijvoorbeeld de schandalen rond Vestia en andere woningbouwcorporaties.
Terecht dus dat hier met de nodige spoed een einde aan wordt gemaakt. De Eerste Kamer deed bijna een jaar over de behandeling van het wetsvoorstel normering topinkomens. Ten dele begrijpelijk, de Tweede Kamer had het oorspronkelijke plan op een aantal punten aangescherpt waardoor bijvoorbeeld niet alleen topinkomens in de publieke sector onder de nieuwe normen vallen, maar ook de salarissen die instellingen betalen die overheidssubsidie ontvangen. Deze wijzigingen riepen de vraag op of de voorstellen juridisch wel steekhoudend en daarmee uitvoerbaar bleven.
Het is goed dat de Senaat voor dit soort vragen de tijd neemt. Wat echter wel opvalt, is dat dit niet altijd het geval is. Daarmee laadt zij bij sommigen de verdenking op zich dat ze bij bepaalde beroepsgroepen zorgvuldiger te werk gaat dan bij anderen. Toen bijvoorbeeld de uitkeringen voor kunstenaars eind vorig jaar gekort werden wilde een meerderheid van de Senaat niet naar de mogelijke juridische bezwaren luisteren en nam de wet met een krappe meerderheid van CDA, VVD, PVV en SGP aan. Het kwam de Eerste Kamer op een pijnlijke uitspraak van het Hof in Den Haag te staan, die de korting terug floot en impliciet aangaf dat de Senaat haar werk niet goed had gedaan.
Wellicht door schade en schande wijs geworden wil een meerderheid van de Eerste Kamer dit nu voorkomen. Maar ze moet zich daarbij niet tot de vertolker laten maken van een zeer geprivilegieerde beroepsgroep. Met het huidige voorstel duurt het nog steeds zeven jaar voordat de salarissen echt onder de nieuwe norm moeten vallen. En zelfs dan behoren de salarissen van de directeuren en de managers in de (semi-)publieke sector tot de allerhoogsten in ons land. Het nieuwe regeerakkoord kondigt terecht nog strengere maatregelen aan. Maar van voorstellen alleen wordt de praktijk niet beter. Hoogste tijd dat met de invoering van de huidige versobering wordt begonnen en dat de Eerste Kamer van het wetsvoorstel nu echt een wet maakt.
Arjan Vliegenthart is Eerste Kamerlid voor de SP`