Het Betuwelijngevoel in de zorg
Wie de gevolgen van marktwerking in de thuiszorg nu nog niet ziet, moet toch wel stekeblind zijn. Toch zag je in het debat hierover in de Tweede Kamer vorige week geen spoor van voortschrijdend inzicht, laat staan de noodzakelijke conclusie: laten we hier maar mee stoppen. Wie één keer gelooft in marktwerking als oplossing voor problemen in de zorg, is daar niet meer van af te brengen. Het is een hardnekkig geloofsartikel geworden.
En dat komt de discussie niet ten goede. Al jaren is het bijzonder moeizaam om op basis van feiten en argumenten het debat te voeren.
Zie de NRC van maandagavond. Vorige week had de krant een groot artikel over de kostenstijging ten gevolge van marktwerking in de ziekenhuizen. Vrijwel onmiddellijk wordt het onderzoeksbureau Vektis, die het signaal gaf, neergesabeld door Zorgverzekeraars Nederland – u weet wel, die club van VVD’er Wiegel. “Het is voorbarig, de cijfers en feiten kloppen niet.” Ook minister Klink ziet geen enkele aanleiding om de dit jaar verruimde vrije prijsvorming in ziekenhuizen, van 10 naar 20%, te heroverwegen. Het zal best dat uit de cijfers nog geen harde conclusies te trekken zijn, maar waarom worden toch stelselmatig signalen van negatieve effecten van marktwerking van tafel geveegd? Onmiddellijk wordt er een blik marktadepten opengetrokken. Afgelopen maandag in de NRC stonden twee opinieartikelen. Marc Plom (zelfstandig onderzoeker van de gezondheidseconomie) stelt dat het nog te vroeg is om te oordelen over de marktwerking in de zorg. En hij stelt: “of marktwerking in de Nederlandse zorg ooit een succes kan worden, zullen we alleen weten als we doorgaan op het ingeslagen pad.”
Ik weet niet hoe het met u zit, maar ik krijg er een sterk Betuwelijn-gevoel van.
Naast dit artikel een opinie-artikel van Lans Bovenberg en Marcel Canoy, respectievelijk directie Netspar en hoogleraar economie, en hoogleraar zorgeconomie. “Het nieuwe stelsel heeft al voor verbeteringen gezorgd maar moet verder worden ontwikkeld zodat de huidige kinderziektes worden verholpen.” Ze stellen ook dat een vergelijking met de VS niet op gaat, “omdat het Amerikaanse stelsel op cruciale onderdelen slechter is dan het Nederlandse”. Dat laatste is zeker waar, daarom zoekt men in de VS juist naar verbeteringen en gaat men – hoewel slechts mondjesmaat en heel voorzichtig en in enkele staten – richting het Nederlandse systeem. Vol verbazing aanschouwt men dan ook onze stappen in hun richting.
In dezelfde NRC ook een interview met Diana Monissen. Zij wordt de nieuwe directeur-generaal curatieve zorg op het ministerie van VWS. Ze verruilt de top van zorgverzekeraar AGIS voor de top van het ministerie. Klink weet wel wie hij binnenhaalt, en zij weet wat haar te doen staat. “De Nederlandse gezondheidszorg kan en moet beter en zakelijker georganiseerd worden. Ze gaat door met liberaliseren. Een groter deel dan de 20% van de ziekenhuiszorg moet worden vrijgegeven aan de markt.” En waar die prikkels tot verzakelijking toe leiden blijkt uit een citaat van de directeur van het Kennemer Gasthuis dat ik onlangs las: ”We spreken over het ziekenhuis als bedrijf dat zich draaiende moet kunnen houden […] Aan kankerpatiënten verdien je natuurlijk niet veel, dus je moet zorgen dat je omzet hebt.“
En weet u, die marktaanhangers zijn altijd managers en zogenaamde deskundigen. Zelden mensen uit de zorg zelf. Daar kom je geen marktadepten tegen. Wel veel critici van de marktwerking. Zij ervaren namelijk de gevolgen in hun dagelijkse praktijk, in de spreekkamer, aan het bed, in de thuiszorg. Er is hoop: het hoofdredactioneel commentaar van Ben Crul in Medisch Contact kopte vorige week: Einde marktwerking in zicht. En de actiegroep Zorg Geen Markt van mensen die werken in de zorg heeft inmiddels meer dan 13.000 aanhangers. Aanstaande zaterdag komen ze bij elkaar. Om te bespreken hoe meer tegengewicht te bieden aan de marktadepten. Op basis van argumenten, analyse en feiten. En vooral ook: op basis van de dagelijkse werkelijkheid in de zorg.