Polen en Estland kijken nog veel naar het oosten
Het is in deze turbulente tijd moeilijk kiezen welk buitenlands nieuws je het meest bezighoudt. De bootjes op de Middellandse Zee, het kalifaat van IS, de vluchtelingenkampen in en rond Syrie, de aardbeving in Nepal, Boko Haram, de steeds hachelijker wordende situatie in Jemen, de toenadering tussen de VS en Cuba, of toch nog Oekraïne? En zou Oekraïne zonder het afschuwelijke lot van de MH-17 en zijn reizigers nog wel zo hoog op ons lijstje hebben gestaan?
Dat laatste geldt wel degelijk voor Polen en Estland, waar ik van 6 tot 8 mei was met een delegatie van de Tweede Kamer. Drie dagen door Poolse en Estse bril naar de wereld kijken is genoeg om jezelf even te resetten en te beseffen hoe zorgeloos je eigen jaren zestig en zeventig toch waren, in een land waar alles mogelijk leek en tolerantie als handelsmerk gold. Zo ‘25 jaar-later’ als 1970 voelde na 1945, zo ‘25 jaar-later’ liggen ook Polen en Estland erbij na de omwenteling in Oost-Europa rond 1990. Landen die, mede dankzij Europese steun sinds de toetreding in 2004, economisch goed draaien (Polen had zelfs nauwelijks last van de crisis in 2008), een jonge bevolking die nieuwsgierig de wereld in kijkt, een verlichte sfeer met veel minder norse gezichten en zure regenkapsels, waarin optimisme de boventoon voert.
Het zijn daarmee ook landen die denken: dit willen wij vasthouden. Met name Polen wil niet voor de zoveelste keer terugvallen na een periode van korte bloei. En dat maakt de Oekraïne-kwestie tot een hele heikele. Polen heeft een sterke band met Oekraïne. Tot het einde van de 18de eeuw vormden Polen en Litouwen samen een groot Rijk, waar een groot deel van Wit-Rusland en Oekraïne deel van uit maakten. Daarna is het land samengeknepen door Rusland, Pruissen en het Habsburgse Rijk. Pas na de Eerste Wereldoorlog kreeg het land weer een gezicht, maar dat mocht maar 20 jaar duren. De Tweede Wereldoorlog was catastrofaal voor het land, met name voor de Joden in Warschau. Zes miljoen Polen vonden de dood. Na 1945 ging het land schuil achter het IJzeren Gordijn. Polen heeft geprobeerd een bemiddelende rol te spelen in het conflict tussen Rusland en Oekraïne, maar heeft daar vanwege de historie niet echt de goede positie voor. Estland heeft een lange historie waarin Duitse adel de dienst uitmaakte, onder andere verantwoordelijk voor het schitterende middeleeuwse centrum van ‘Hanze’-stad Tallinn. Later eigende de grote buurman zich het gebied toe en na de Tweede Wereldoorlog werd het land onderdeel van de Sovjet-Unie.
Na de onafhankelijkheid begin jaren '90 en tot de dag van vandaag is een kwart van de bewoners van het kleine Estland (1,3 miljoen inwoners) van Russische afkomst. Dat ligt het land nu vrij zwaar op de maag. Vooral de eis dat men de Estse taal machtig is (die erg op Fins lijkt) om het staatsburgerschap te verwerven hakt er in. Veel Russisch-sprekenden zijn daardoor statenloos. De invasie van de Krim door Rusland maakt Estland en ook Letland nerveus. Vanwege de betere leefomstandigheden in de Baltische landen lijkt het er overigens niet op dat de Russische minderheid terug wil of in opstand zou komen. Wat de situatie niettemin redelijk urgent maakt is het feit dat de Baltische landen inmiddels niet alleen EU-lid zijn, maar ook NAVO-lid. Finland en Zweden overwegen lidmaatschap en zo krijgt het hele gebied rond de Oostzee/Baltische Zee een NAVO-kleur. En bij de NAVO geldt: wie een lidstaat aanvalt, valt het hele bondgenootschap aan. Daarmee zitten provocatie en escalatie dicht bij elkaar.
Waar wij ons portie Tweede Wereldoorlog nog elk jaar verwerken, kreeg ik de indruk dat voor Estland en Polen het Sovjet-verleden een grotere rol speelt. Vooral de werkwijze uit die tijd, waarbij iedereen iedereen bespionneerde, staat de mensen verschrikkelijk tegen. Leugens en jarenlange, georganiseerde argwaan en roddel: het heeft er enorm ingehakt en men vindt dat Poetin zich nog van dezelfde technieken bedient. Het gevolg hiervan is dat deze landen, maar ook hun EU-buren een harde toon aanslaan tegenover Rusland. En daarmee de wens dat de Europese Unie ‘met een mond spreekt’ over Rusland, waarmee je meteen tegen de onmogelijkheid en onwenselijkheid van een gezamenlijk buitenlands beleid aanloopt.
Net zo anders als de Russische kwestie is de mening over de opvang van de duizenden vluchtelingen en asielzoekers op de Middellandse Zee. Hoewel Hongarije een flinke bijdrage levert aan de opvang, kreeg ik niet de indruk dat Polen en Estland staan te trappelen. Het zijn hagelwitte landen, zonder koloniale geschiedenis, zonder geschiedenis van gastarbeid in eigen land op wat Oekraïners na, zonder decennia van ontwikkelingssamenwerking. Het verplicht opnemen van Syriers en Afrikanen staat zeker niet bovenaan het to do lijstje. Wat we ook hoorden (en daar zit natuurlijk wel wat in), is dat asielzoekers niet meteen aan Polen of Estland denken als ze aan de tocht naar Europa beginnen. Eerdere ervaringen in Polen leerde dat opgevangen vluchtelingen binnen de korste keren richting Duitsland en Zweden waren vertrokken.
Door de als altijd voortreffelijke voorbereiding van de ambassades konden we in drie dagen tijd praten met politici, mensen uit het bedrijfsleven, NGO-vertegenwoordigers die zich bekommeren om minderheden en cultureel erfgoed, een architect wiens vader de wederopbouw van de binnenstad van Warschau ter hand had genomen, studenten, opinieleiders en ICT-nerds (want daarin loopt Skype-land Estland voorop). Wat dan niet lukt in die korte tijd is ‘de gewone man’, de buurt met de eentonige Sovjet-flats en (waar ik zelf erg van houd) een toer door het platteland en kleinere plaatsjes. Maar voor drie dagen was het een vol en inspirerend programma.
Het is voor ons van belang goed te volgen hoe de oostelijke EU-lidstaten zich ontwikkelen. Nu vloeit de Europese steun nog rijkelijk en varen de landen er wel bij. Ondernemers als we zijn, proberen Nederlanders in die landen overal zaken te doen. De EU heeft er groot draagvlak, net als de NAVO: vrijheid, veiligheid en welvaart staan torenhoog op de prioriteitenlijstjes. De aversie tegen de grote oostelijke buurman is begrijpelijk, maar geeft meteen ook aan dat hun pespectief niet per se hetzelfde is als dat van andere lidstaten. En los daarvan stuit je op talloze nationale prioriteiten, die men niet zomaar wil afstaan ter wille van de Europese gedachte: in Polen zijn de landbouw en de kolenindustrie bijvoorbeeld ‘beschermde’ zones, vanuit nationaal perspectief ook begrijpelijk.
De jongeren in Polen en Estland hebben er zin in. De ietwat norse gezichten uit het verleden: ze verdwijnen langzaam maar zeker uit het straatbeeld. Elk reisje blijkt weer een eye opener, want laten we eerlijk zijn: als we hier over Polen spreken gaat het over arbeiders in de bouw, in de tuinbouw, slecht gehuisvest, zonder cao, of vrachtwagenchauffeurs die teveel ritten maken en onze chauffeurs het brood uit de mond stoten. We hebben het vaker over het feit dat ze veel drinken dan over dat andere feit: dat ze hard werken. En dat de Baltische landen een echte eenheid vormen: vergeet het. Ze zijn totaal verschillend. De manier waarop de Europese Unie de interne markt ‘organiseert’ versterkt het beeld van ongelijkheid, achterstand en oneerlijke concurrentie. Maar het zijn in feite interessante, dynamische landen die onze volledige aandacht, welwillendheid en vriendschap verdienen.