column

Over de muur

Precies twintig jaar geleden viel de muur. In 1982 bezocht ik op zesjarige leeftijd samen met mijn ouders en vierjarige broertje mijn familie in de DDR. Heel jong dus. Maar nog wel oud genoeg om de herinneringen van een kind achter te laten. Zoals die aan mijn ouders die plotseling nerveus werden toen we bij de Duits-Duitse grens kwamen. Het toenmalige IJzeren Gordijn. Niet één controlepost, maar een ware straat van vele controles voordat we het ‘Arbeiders en Boerenparadijs’ binnen mochten rijden. Hevig beledigd was ik toen ik mijn stripboeken bij de grenswachten moest inleveren.

In de DDR voelde je als kind de angst. De kinderen zelf waren ook een potentieel gevaar voor hun ouders. Want die praten soms waar ze niet moeten praten. Op school was dat een risico als de kinderen iets na zegden van wat ze thuis van hun ouders hoorden. Of als de leraren aan de kinderen vroeg om te tekenen wat ze gisteren op televisie zagen. Als ze dan het logo van de West-Duitse televisie tekenden, dan hadden de ouders een probleem.

Die angst was er in de DDR altijd. Je wist nooit wie er voor de Stasi spioneerde. Soms was dat vrij openlijk, zoals bij een nicht die lid was van de Partij omdat je dan sneller een Trabant kon krijgen. Soms kwam je er pas na 1989 achter. Wij slaakten een zucht van verlichting als we weer aan de andere kant van het IJzeren Gordijn waren. Maar onze familie kon alleen naar Nederland komen als ze hun kinderen in de DDR achter lieten. Want anders was het bewind bang dat ze niet meer terug zouden keren.

Economisch functioneerde de DDR totaal niet. Als kind stelde ik dat vast aan de hand van de vieze koekjes en slechte lego. Toen ik dertien was viel de muur. De koude rillingen liepen over mijn rug toen op demonstraties in spreekkoren ‘Wir sind das volk’ werd geroepen. Het werd nog spannender toen de spreekkoren veranderden in ‘Wir sind ein volk’. Met de roep om hereniging van Duitsland werd de wankelende Sovjet-Unie nog meer uitgedaagd. Maar de euforie won het van de angst dat ‘ze’ misschien toch zouden ingrijpen.

Bij ons thuis werd de val van de muur als een enorme bevrijding gevoeld. Op dat gevoel van bevrijding valt twintig jaar later ook wel iets af te dingen. De familie kon voor de val van de muur niet makkelijk naar ons toe komen. Maar toen ze het wel konden liepen ze de deur ook niet plat.

Maar de angst is weg. De angst voor de dictatuur. Het verdwijnen daarvan is iets dat intrinsiek goed is. De DDR noemde zichzelf socialistisch. Maar socialisme zonder democratie is als een café zonder bier. De DDR is al bijna twintig jaar weg en dat is maar goed ook.