Volksbootje krabben
Met de pinksterdagen had ik straf. Straf vanwege luiheid. Op het kanaal achter mijn huis varen ze af en aan: luxe plastic sloepen met een wijnkoeler, een ponton van staal met buitenboordmotor, drie sofa’s, een parasol en een krat bier. Alles wat kan varen, vaart onder de stralende zon. Mijn houten zeilboot ligt op de kant.
Vorig jaar heb ik op de kale plekken maar drie lagen vernis aangebracht. Dat moeten minstens tien lagen zijn. Na een jaar weer en wind laat de vernis los. Mijn boot heeft blaren. Met verfafbrander en krabber sta ik me in het zweet te werken. Ik voel in mijn rug de blikken met leedvermaak van al die watertoeristen. Zij de wijn en het bier, ik het zweet.
Dat ik sta te krabben heb ik te danken aan de Friese kapper Hendrik Bulthuis (1892-1948). Als fanatiek zeiler zat het hem dwars dat alleen de notabelen van Bergum en omgeving op het Bergumermeer te zien waren. Zeilboten waren in die tijd veel te duur voor arbeiders. Daarom besloot Bulthuis een boot te ontwerpen die wel betaalbaar was voor mensen met een smalle beurs.
Rond 1920 ontwikkelde Bulthuis een nieuw en veel goedkoper bouwsysteem. Tot die tijd werd de romp van een houten schip met precies afgemeten lange planken van voor naar achter gebouwd op mallen die later weer verwijderd werden. Bulthuis stapte af van die complexe werkwijze. In plaats van planken spijkerde hij honderden smalle latten op de mallen. De mallen werden niet verwijderd, maar gebruikt in de constructie. Het was het begin van de BM, afkorting van Bergumermeer. Wie handig genoeg was, kon voor 100 gulden zijn eigen boot maken. Het werd een groot succes. De BM, zes meter lang met 16 viekante meter zeil, werd een volksboot. Dankzij dat succes stond ik met Pinksteren een volksboot te krabben.