Minder macht voor multinationals in Brussel

De autofabrikanten die jarenlang grootschalige uitstootfraude pleegden, konden via Europese ‘expertgroepen’ invloed uitoefenen op de regelgeving. SP-Europarlementariër Dennis de Jong bracht het functio­neren van die groepen aan het licht: ‘Dieselgate laat maar weer eens zien hoe belangrijk het is dat de invloed van multinationals flink wordt beperkt.’

In 2015 werd bekend dat Volkswagen fraude had gepleegd bij de uitstootcontroles van dieselmotoren. Het was het begin van ‘Dieselgate’, de onthulling van een reeks vergelijkbare schandalen in de hele auto-industrie. Dat deze bedrijven überhaupt in staat waren om de autoriteiten om de tuin te leiden, was geen toeval. Via Europese ‘expertgroepen’ waarvoor de industrie maar liefst 80 procent van de deelnemers leverde, hadden autoproducenten een flinke vinger in de pap bij het opstellen van de wetgeving waarin de controlemethodes waren vastgelegd. Dennis de Jong, die na tien jaar stopt als Europarlementariër voor de SP, zette de schimmige wereld van de expert­groepen in de schijnwerper: ‘Hoe technisch het verhaal ook is, het is belangrijk om de dominantie van de industrie in die groepen terug te dringen.’

Wat is een expertgroep?

‘Om dat te begrijpen moet je weten dat de Europese Commissie eigenlijk een vrij kleine organisatie is, die bovendien niet al te veel consultants mag inhuren. Om toch aan de benodigde kennis te komen om wetten te maken, zet de Commissie groepjes van ‘experts’ aan het werk. Tegenwoordig zijn er honderden van dit soort groepen.

Expertgroepen hebben veel invloed op de beginfase van een Europese wet. Je kunt je wel voorstellen dat het bijzonder belangrijk is wie er dan meedenken en -schrijven. Zijn dat vertegenwoordigers van de multinationals, of juist de vakbonden en belangenorganisaties? Want als zo’n wet eenmaal wordt voorgesteld, staan de partijen die eigenlijk iets anders willen al op flinke achterstand.’

Bron: Transparency International

Hoe kwam je erachter dat hier iets misging?

‘Voordat ik Europarlementariër werd, had ik al goede banden met corruptiewaakhond Transparancy International (TI). Ook hadden we als SP veel contact met Corporate Europe Observatory (CEO), dat de lobby van de grote bedrijven in de gaten houdt. Deze organisaties wezen mij al vrij snel op de dominantie van grote bedrijven in de expertgroepen. Bovendien hoorde ik de verhalen van belangenorganisaties, zoals de vertegenwoordigers van het klein­bedrijf en de consumentenorganisaties. Zij liepen helemaal leeg als ik hen vroeg naar hun ervaringen, omdat ze merkten dat ze het telkens moesten afleggen tegen de multinationals.

Al ver voor het Dieselgate-schandaal stelden wij ons daarom twee opdrachten. Ten eerste wilden we de expertgroepen uit het duister halen, door zo veel mogelijk informatie los te krijgen. Ten tweede wilden we ervoor zorgen dat onze bondgenoten zo goed mogelijk in staat waren om aan de expertgroepen deel te nemen.’

Hoe reageerde men bij de Europese Commissie?

‘Veel ambtenaren waren niet blij met onze bemoeienis. Dat heeft volgens mij met twee zaken te maken. Ten eerste bestaat de Europese Commissie uit allemaal koninkrijkjes van ambtenaren die zich daar hebben ingevochten. Zij willen vooral niet dat anderen iets over hun terrein te zeggen hebben. Dus wanneer je in één keer afspraken wilt maken die voor al die koninkrijkjes gelden, kun je flinke weerstand verwachten. Ten tweede zijn er veel ambtenaren die uit het bedrijfsleven komen, en daar later ook weer naar terugkeren. Zij kennen de mensen uit de industrie en bij de grote banken. Die connecties worden vanaf het begin gevraagd om mee te praten. Dit maakt deels duidelijk hoe de invloed van multinationals in de praktijk werkt.

Lange tijd richtten ik en enkele gelijkgezinde Europarlementariërs ons noodgedwongen vooral op transparantie. Langzaam maar zeker kwam er schot in de zaak en kregen we informatie over groepen waar voorheen amper iets over bekend was. Daarbij hielp het enorm dat we de gelden die de Commissie gebruikte om de expertgroepen te financieren een jaar hebben bevroren. Dat zette de boel wel op scherp.’

Wanneer kwam de bal echt aan het rollen?

‘Op een gegeven moment was de druk zo groot dat we een enorme hoeveelheid informatie over de expert­groepen kregen. In eerste instantie onderzochten we deze zelf, later samen met de zeer betrokken academicus Ronald Blomeyer. Die heeft ondanks alle beperkingen aan de beschikbare informatie een glashard onderzoek geschreven. In een van zijn rapporten concludeerde hij bijvoorbeeld dat van de 1394 bijeenkomsten waar iets over bekend is, er maar vijf openbaar werden gehouden. Slechts 267 van de 775 onderzochte expertgroepen legden überhaupt iets vast over wat er tijdens hun bijeenkomst besproken werd. En de groepen waar vertegenwoordigers van multinationals aan deelnamen, bleken grotendeels uit hun eigen vertegenwoordigers te bestaan.

Omdat ik het voorstel voor de studie van Blomeyer aan de Begrotings­controlecommissie van het Europees Parlement had gedaan, werd ik rapporteur en kon ik een ontwerp­resolutie schrijven over dit onderwerp. Deze is in februari 2017 met overwel­digende meerderheid aangenomen. Eurocommissaris Frans Timmermans probeerde ons te slim af te zijn door, nog voordat de resolutie zou worden aangenomen, met nieuwe regels te komen voor de expertgroepen. Gelukkig bleken deze redelijk goed te zijn. Veel van onze punten werden overgenomen. Zo zou voortaan op één website worden opgeroepen tot deelname aan een expertgroep, zodat ook de kleine ngo’s deze oproepen niet zouden missen. Verder zou de website ook links gaan bevatten naar de rapporten van de expertgroepen en zouden ook minderheidsopvattingen gepubliceerd gaan worden. Ook moest de Europese Commissie zich gaan verantwoorden over wat zij zelf een gebalanceerde groep vindt. Een goede eerste stap, al moeten we er uiteindelijk naartoe dat er gewoon een maximum wordt gesteld aan deelname van vertegenwoordigers van de multinationals.’

Ben je tevreden over wat je hebt bereikt?

‘Op het gebied van transparantie is er veel verbeterd, maar er blijft nog genoeg te doen. Zo is het belangrijk om ervoor te zorgen dat de belangenorganisaties genoeg middelen krijgen om deel te kunnen nemen aan de expertgroepen. Denk bijvoorbeeld aan een kleine ondernemer, die iemand moet inhuren om zijn of haar zaak draaiende te houden wanneer diegene aan zo’n expertgroep deelneemt.

Ook moeten expertgroepen nog veel transparanter gaan werken. Als er bijvoorbeeld een bijeenkomst wordt gehouden over iets wat echt leeft in de maatschappij, zoals een mogelijk verbod op het bestrijdingsmiddel glyfosaat waarover veel publiek debat is, dan moet die bijeenkomst openbaar te volgen zijn. Er zijn ongetwijfeld veel mensen die op dat moment graag mee zouden luisteren. Ook voor de controle achteraf, zoals bij Dieselgate, is het belangrijk dat men terug kan horen wat er tijdens deze bijeenkomsten is gezegd.

Tegelijkertijd hebben we flinke overwinningen geboekt. Het heeft tien jaar geduurd, maar we hebben nu inzicht in expertgroepen. We weten precies wat er niet goed zit. Alleen dat al heeft effect. Sinds we expertgroepen uit de schaduw hebben getrokken is, volgens een nieuw rapport van eerdergenoemde onderzoeker Blomeyer, het aantal groepen waarin de industrie dominant is met bijna de helft afgenomen. Daarmee verzwakken we de almacht van de multinationals en wordt het mogelijk om de stem van onze bondgenoten te versterken.’

Wat zou er nog meer moeten gebeuren om schandalen als Dieselgate in de toekomst te voorkomen?

‘Het blijft frustrerend hoe de Europese Commissie bij technische wetgeving volhardt in het standpunt dat men vooral ‘experts’ uit de industrie nodig heeft, ‘want die snappen het tenminste’. Dieselgate laat goed zien hoe onzinnig deze redenering is. De zogenaamde experts uit de auto-industrie leverden weliswaar heel veel informatie, maar die deugde van geen kant. Terwijl milieuorganisaties, die juist voor onze belangen opkomen, niet de kans kregen om weerwoord te bieden. Wat mij betreft is dit de agenda voor de komende periode: pak die eenzijdigheid van expertgroepen aan.’

 

Dennis de Jong is sinds 2009 Europarlementariër voor de SP. Daarvoor werkte hij onder meer als speciaal adviseur mensenrechten en goed bestuur voor het ministerie van Buitenlandse Zaken. De Jong heeft zich de afgelopen jaren sterk gemaakt voor meer openheid in Brussel, bijvoorbeeld over de riante onkostenvergoedingen van Europarlementariërs en over de ontmoetingen die zij hebben met lobbyisten.