Schrijf onrendabelen niet af
CDA-wethouder Van Hemmen noemt Marcel van Dam een ’Hogepriester der Zieligheid’ (Podium, 26 november). PvdA-Kamerlid Samsom typeert Van Dams film De Onrendabelen als ’een langgerekte aanklacht’ om vervolgens de cijfers en feiten te ontkennen en te bagatelliseren. Zij verkiezen de aanval op de persoon boven de aanval op een groot maatschappelijk probleem: armoede en uitsluiting.
Maar juist Van Dam slaagt erin de slachtoffers van onze prestatiemaatschappij uit de anonimiteit te halen. Zonder hun tekortkomingen te verbloemen, maakt de film de onzichtbare kaste van onrendabelen zichtbaar. Maar zichtbaar zijn, is iets anders dan gehoord worden, zo blijkt wel uit de reacties van CDA en PvdA. Het Armoedebericht 2008 van het CBS stelde vast dat 623.000 huishoudens in het jaar 2006 onder de lageinkomensgrens leefden. Het Sociaal Cultureel Planbureau schrijft dat in 2007 11 procent van de huishoudens niet goed rond kon komen. Een aantal dat door de economische crisis alleen maar zal groeien. Harde cijfers laten ook zien dat de verschillen tussen een rijke bovenlaag en door Van Dam benoemde ’kaste van onrendabelen’ jaarlijks groter worden.
Sluipenderwijs hebben politici ons laten wennen aan het idee dat rijen bij de voedselbank acceptabel zijn. Dat dit geen maatschappelijke verantwoordelijkheid is, maar een individuele kwestie. Van Dam bewijst in zijn film en zijn boek Niemandsland dat deze zakelijke benadering van zelfredzaamheid mensen niet vooruit helpt. Niet iedereen heeft de opleiding voor een flitsende carrière, de basis voor een gezond en gelukkig bestaan en niet de mogelijkheden om armoede te overwinnen. Hun prestaties blijven achter bij het gemiddelde, zij zijn niet ’rendabel’.
De afbraak van de sociale zekerheid wordt sinds de jaren tachtig gepresenteerd als noodzakelijke aanpassing van de verzorgingsstaat. Sociale bescherming bij werkloosheid, ziekte en ouderdom moest worden beperkt. ’Activering’ werd het nieuwe woord. Met flexibele arbeid en lagere uitkeringen zou iedereen vanzelf zelfredzaam worden. Onder de miskenning dat dit niet voor iedereen geldt, werd de ’warme’ verzorgingsstaat ingeruild voor een ’kille’, zakelijke prestatiemaatschappij.
Helaas is voor 15 tot 20 procent van de mensen het moordende tempo van deze prestatiemaatschappij niet bij te benen. De prestatiemaatschappij veronderstelt onterecht gelijke mogelijkheden voor iedereen, terwijl we in werkelijkheid allemaal verschillend zijn in onze sociale en intellectuele mogelijkheden. In plaats van het voeren van een valse economische concurrentiestrijd, moeten we juist werken aan een samenleving gebaseerd op solidariteit en gelijkwaardigheid. Een samenleving waarin iedereen meetelt en mee kan doen, niet alleen diegenen die economisch rendabel zijn.
’Rendabel zijn’ krijgt in zo’n samenleving een heel andere betekenis. Niet iemands economische waarde, maar zijn waarde als mens staat daar voorop. En natuurlijk, iedereen die kan moet een bijdrage leveren, binnen zijn mogelijkheden. In plaats van anonieme bureaucratische UWV-kantoren, helpen arbeids- en scholingsbemiddelaars in de buurt mensen op weg. Niet instituten kunnen mensen helpen, maar mensen helpen mensen. En ook van bedrijven wordt een bijdrage gevraagd om iedereen een kans te geven. Bijvoorbeeld door te eisen dat ze voor 5 procent mensen met een arbeidshandicap in dienst nemen. En velen die nu aan de kant staan maken zich nuttig in publieke banen die wegbezuinigd zijn, zoals conciërges op school, conducteur op de bus, of in nieuwe banen als hulp op school of de zorg, of als buurtconciërge en buurtklusser. Voor een salaris waar je van kunt leven. En wie écht niet kan werken, krijgt een uitkering waarvan je kunt leven.
De kabinetten Balkenende bezien, in navolging van Lubbers en Kok, armoede en achterstand door de neoliberale bril. Wie niet meekomt heeft dat aan zichzelf te wijten, en kan nog slechts op minimale overheidsbijstand rekenen. Die visie is niet alleen moreel verwerpelijk, maar heeft een hoge maatschappelijke prijs.
Het negeren van de ’onrendabelen’ is maatschappelijk en financieel heel onrendabel. Omdat je de mogelijkheden die ze wel hebben niet benut. En omdat het voorkomen van achterstand en uitsluiting in de toekomst uitgaven bespaart: aan criminaliteit, gezondheidsproblemen, vervuiling en verloedering. De achterstandskinderen van vandaag hebben een grote kans de gevangenisbewoners en uitkeringsgerechtigden van morgen te zijn. Die kinderen verdienen geen armoede, maar gelijke kansen.
Een mens wordt pas onrendabel als hij door politici wordt afgeschreven. Dat de bevolking dit niet wil blijkt uit alle opinieonderzoeken. Mensen hebben genoeg van de ieder-voor-zich-mentaliteit. Zij willen leven in een samenleving met meer solidariteit en gemeenschapszin. Zij zien in dat niet economisch rendement maar sociale betrokkenheid een samenleving bijeen houdt.