Kinderen moeten weer buiten kunnen spelen
Lekker vrijuit buiten spelen met vriendjes en vriendinnetjes uit de buurt lijkt de meest vanzelfsprekende zaak van de wereld, maar is het voor veel kinderen - vooral in de steden - tegenwoordig niet. De belangen van kinderen verliezen het steeds vaker van andere belangen, zoals de aanleg van parkeerplaatsen, woningen of winkelcentra. Kinderen zijn immers geen marktpartij waarmee rechtstreeks onderhandeld hoeft te worden. De SP vindt het hoog tijd om speelruimte voor kinderen op te eisen en komt daarom met een initiatiefwet. Hierin wordt een landelijke norm voor het aantal vierkante meters buitenspeelruimte gesteld.
Kinderen vinden het niet alleen leuk om buiten te spelen, maar uit verschillende onderzoeken blijkt dat buiten spelen ook heel goed voor hen is (fysiek en sociaal-emotioneel). Het belang van buiten spelen raakt niet alleen het individuele kind, maar ook het gezin, de leefbaarheid van de buurt. Bovendien leidt het op langere termijn tot lagere gezondheidskosten en minder kosten door vandalisme.
Uit recent onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat één op de drie kinderen tussen 7 en 9 jaar in Amsterdam nooit buiten speelt. De terugloop in buiten spelen komt voor een belangrijk deel door de afname van de mogelijkheden daartoe, de beschikbare ruimte en de veiligheid. Zo is in de loop van de jaren het aantal auto's - en daarmee het aantal parkeerplaatsen en de verkeersonveiligheid - schrikbarend toegenomen van 4,6 mln. in 1986 naar 6,3 mln. in 1999. Met name in de oudere wijken kunnen kinderen hierdoor niet meer veilig op straat spelen. Deze wijken zijn gebouwd in een tijd waarin er nog nauwelijks auto's reden en kinderen veilig op straat konden spelen. Door het tekort aan parkeerplaatsen staan veel auto's gedeeltelijk op de stoep geparkeerd, waardoor de kinderen ook op de stoep te weinig ruimte hebben om vrij te kunnen spelen.
Openbare ruimte wordt een steeds schaarser goed. Veel grond wordt verkocht aan particulieren en projectontwikkelaars. Doordat zij niet altijd het algemeen belang voor ogen hebben, is het risico aanwezig dat het belang van speelruimte voor kinderen het aflegt tegen het economisch belang van parkeerplaatsen, woningen, winkelcentra en bedrijventerreinen. Kinderen zijn immers geen marktpartij waarmee rechtstreeks onderhandeld hoeft te worden.
Dat zelfs in nieuwe wijken speelruimte soms het onderspit delft, illustreert de situatie in de Leidsche Rijn. In VINEX-wijk is een veel te krappe norm aangehouden voor het aantal benodigde aantal parkeerplaatsen, te weten 1,2 parkeerplaats per huishouden. De extra behoefte aan parkeerruimte gaat nu ten koste van de geplande speelruimte in de wijk.
Als we het belang van buiten spelen erkennen, dan moeten we dit belang toch ook beschermen? De naar aanleiding van het Internationale Jaar van het Kind (1979) ingestelde werkgroep Den Dunnen stelde al in 1983 voor het recht van kinderen op speelruimte wettelijk vast te leggen. Desondanks is wetgeving tot op heden uitgebleven en is de hartenkreet van de Kinderraad uit het jaar van het kind - "wij willen een speelruimtewet" - nog steeds niet gehoord. Dit is jammer, omdat een gemeentelijk speelruimteplan in de praktijk nauwelijks garanties blijkt te bieden. Daarom komt de SP met een initiatief voor een Wet Buitenspeelruimte. Hierin wordt een landelijke norm voor het aantal vierkante meters buitenspeelruimte voor kinderen gesteld.
De norm die wordt voorgesteld komt neer op 300 m2 buitenspeelruimte per hectare, oftewel 3%. Deze norm is ontwikkeld door NUSO en Jantje Beton en heeft de behoefte als uitgangspunt: hoeveel plaats is er nodig voor een zandbak of grasveldje per huizenblok? Bij de invoering van de norm moet onderscheid worden gemaakt tussen nog te bouwen en bestaande woongebieden. In het eerste geval kan speelruimte van begin af worden ingepland. Voor bestaande woongebieden geldt als uitgangspunt een 'standstill': de huidige situatie mag niet verder verslechteren en moet - zodra mogelijk - verbeteren. Bij herstructurering van bestaande woongebieden kan de norm worden toegepast. Inbreiding of verdichting mag niet ten koste gaan van buitenspeelruimte. De bestaande speelruimte wordt op die manier beschermd en kan dan niet meer opgeofferd worden. Een situatie zoals zich die nu voordoet in de Leidsche Rijn is dan uitgesloten.
Vooral in bestaande wijken is het wenselijk gemeenten te stimuleren meer speelruimte te reserveren Daar is de nood immers het hoogst. Dit zou kunnen door een speelruimtefonds in het leven te roepen. Zoals eerder gezegd hoeft het reserveren van speelruimte voor kinderen ons niet alleen geld te kosten: de investeringen zullen zich later terugbetalen, of zelfs winst opleveren, door lagere gezondheidskosten, en besparingen door het voorkomen van maatschappelijke problemen. Maar ik vind het nog belangrijker dat we ons realiseren dat investeren in buitenspeelruimte vooral investeren is in de toekomst van onze kinderen. En daar heeft ieder kind toch gewoon recht op?