Flexkrachten in pulpbanen
In het in 2006 tot geschiedenisboek van het jaar uitgeroepen boek Een nieuwe wereld. Het ontstaan van het moderne Nederland schrijft de auteur, hoogleraar architectuur- en stedenbouwgeschiedenis Auke van der Woud: „De Postwet van 1850 maakte een eind aan de praktijk dat particulieren post vervoerden en bezorgden; om de veiligheid en de betrouwbaarheid van het postverkeer te garanderen werd het brieftransport een staatsmonopolie en kwamen er genormaliseerde tarieven.”
Zo’n 150 jaar later besloot de zittende politiek dat het anders moest. De post moest worden vermarkt, er moest concurrentie komen. Het tot dan toe eerzame beroep van postbode (annex buurtwachter) werd afgeschaft. Het werk wordt nu gedaan door flexkrachten in pulpbanen die niet eens het wettelijk minimumloon krijgen. De post komt voortaan minder en onregelmatig, als hij tenminste niet in de struiken belandt.
In hetzelfde boek geeft Van der Woud een prachtige schets van hoe in de negentiende eeuw de parlementaire discussie verliep over de toekomst van onze spoorwegen. „Toen het falen van de particuliere maatschappijen in de jaren zeventig van de negentiende eeuw onmiskenbaar was geworden, werd de roep om staatsexploitatie vaker en nadrukkelijker gehoord.” In 1882 werd er vanwege de aanhoudende problemen zelfs een enquête – de tweede in de parlementaire geschiedenis – gehouden, met de spoorwegen als onderwerp. Uiteindelijk werden de Nederlandse Spoorwegen in 1920 een staatsbedrijf.
Onder invloed van de neoliberale ideologie, die een kleine overheid voorschrijft, werd 75 jaar later (1995) door de zittende politiek besloten dat de Nederlandse Spoorwegen opgesplitst en vermarkt moesten worden. Al in 2005 concludeerde een werkgroep uit de Tweede Kamer dat de splitsing „onverstandig en ondoordacht vormgegeven” was.
Vorige week sprak de Kamer naar aanleiding van de publicatie van het rapport van de parlementaire onderzoekscommissie-Kuiken over de huidige situatie op het spoor. De conclusies van het rapport zijn niet mals: er rijden veel treinen door rood; er zijn veel technische storingen; de onderhoudsbudgetten zijn te laag; het ontbreekt aan visie en regie op het spoor; en er zijn ernstige zorgen over de spoorkwaliteit.
En plots is daar Charlie Aptroot. Dit Kamerlid voor de VVD is een liberaal in hart en nieren, maar niet langer als het om het spoor gaat. Door ProRail onder te brengen bij Rijkswaterstaat zou de minister veel meer te zeggen moeten krijgen over het bedrijf, zo vindt Aptroot. Curieus. Het was toch de VVD die in de paarse periode vooropliep bij het ‘op afstand zetten’ van het spoor? De VVD wilde toch juist marktwerking in het spooronderhoud? Waarom vloekt Aptroot in de liberale kerk?
Hij moet iets, de problemen als gevolg van de splitsing in NS en ProRail zijn te groot en niet langer te negeren voor een verantwoordelijk politicus. Alleen jammer dat hij de laatste en belangrijkste stap niet wil zetten, namelijk het terugdraaien van de splitsing. Eén concernleiding is nodig om voor het geheel – een goed, fijnmazig, veilig en betaalbaar vervoer van mensen en goederen – in zijn geheel verantwoordelijk te zijn.
Jan Marijnissen
Deze column verscheen op 23 mei 2012 in NRC Handelsblad